Daarom dacht ik maar, ach, dit alles moet nu eenmaal gebeuren, nu ik het meest onverwachte heb meegemaakt kan dit er ook nog wel bij.
‘U bent een dwarsligger,’ zei de man en wees met zijn duim achter zich, doelend op de mand die hij had afgegord. ‘Ik ga u doodschieten.’
Ik knikte, het kon me eigenlijk niet zoveel schelen. Iemand was zwanger van de aartshertog, maar het stond me niet zo duidelijk voor de geest wie dat nu precies was. De smaak in mijn mond deed me het ergste vermoeden.
‘Voor ik u neerschiet wil ik eerst nog wat persoonlijke gegevens. Naam van uw vader?’
‘De prins van Baden.’
De man lachte sarcastisch. ‘De prins van Baden, dat idee zullen we er het eerst uit moeten schieten. Het ergste is niet dat u uw afkomst verloochent, erger nog is dat u een andere klasse bezoedelt. Uw jeugd, hoe staat het met uw jeugd?’
‘Een gelukkige jeugd, mijnheer, ik kan niet anders zeggen.’
‘U liegt alweer. Nee, werkelijk, u bent een onverbeterlijk geval. Het is maar beter dat ik er meteen een einde aan maak.’
Ik sperde mijn ogen wijd open. Er zijn momenten in het leven die iemand uittillen boven wat hij zijn hele leven geweest is, dat soort momenten zou men niet gaarne willen missen. Het pistool ketste. De man stampvoette, greep zijn cilinderhoed en wierp deze op de grond.
‘Sacrament,’ vloekte hij.
‘Oef,’ verzuchtte ik.
‘Waarom loopt u niet weg, mijnheer?’ beet de man me geërgerd toe.
Ik haalde mijn schouders op. ‘U moet het schroefje van de tondel vaster aandraaien,’ adviseerde ik.
‘Koetsier.’