nog smakelijke puddinkjes te bereiden. Moest ik daar iets tegenover stellen? Ik probeerde haar het principe van de film uit te leggen, zoals ik meende dat het moest bestaan. Ik vertelde haar van de lantaarnplaatjes en van versnelde projectie. Maar juffrouw Kamenow was zó bezeten van het panorama van Stuck, dat ze die twee dingen met elkaar verwarde en meende dat ik een toneelstukje tegen de achtergrond van het panorama bedoelde, wat overigens wel een merkwaardige opwinding bij haar teweegbracht. Ik moest toch eens naar dat panorama gaan kijken. Maar met de bioscoop had het allemaal niets te maken. De volgende dag haalde ik het deel ba-cu van de Brockhaus uit de bibliotheek en voegde op de bestemde plaats een door mij met de hand beschreven pagina in, waarop ik het principe van de bewegende beelden probeerde uit te leggen. Maar of het nu in de Brockhaus stond of niet, ze wenste het niet te begrijpen en bleef maar doorzeuren over het panorama. ‘O, het volle leven, de grote wereld.’
‘Maar het staat in de Brockhaus, juffrouw Kamenow.’
Het maakte geen indruk op haar.
Opnieuw probeerde ik het haar uit te leggen. ‘Uw ogen, juffrouw Kamenow, werken traag.’
Ze keek me aan, vol onbegrip. ‘Ja, inderdaad,’ zei ze snibbig, ‘ik word al oud, maar daar hoeft u mij niet aan te herinneren, mijnheer Hauser.’
Nee, ik moest het anders aanpakken. ‘U zou graag eens naar het panorama gaan kijken, nietwaar?’
‘O, ja, alstublieft, mijnheer Hauser. Ik zou zo graag de wereld eens leren kennen.’
‘En wat denkt u daar aan te treffen.’
‘O, zulke mooie schilderingen, pasja's, haremdames.’
‘Plaatjes dus,’ zei ik onbewogen, ‘van mensen die bepaalde dingen doen.’ Ik stond uit mijn stoel op en begon door het vertrek heen en weer te lopen. ‘Als je van deze hande-