met gesloten ogen, op de leisteen. Ik stak mijn hand tussen haar benen en trok een vochtig spoor langs de binnenkant van haar dij. Zo zacht voelde haar huid, zo kwetsbaar, dat ik er akelig van werd. Ik likte de tranen van haar wimpers, haar oogleden beefden. ‘Het spijt me, Erika, dat ik je pijn heb gedaan.’
Erika veerde overeind en begon zich gehaast aan te kleden. ‘Je moet terugkomen, Florian,’ zei ze plotseling met een harde, onbewogen stem. ‘Ik wil dat je terugkomt.’
‘Maar Otto en Hardenberg dan?’ vroeg ik sullig.
‘Hardenberg staat hier buiten.’
‘Maar Otto? Ik weet wel dat het niet veel is tussen jullie. Ik bedoel...’
‘Weininger is getikt, daar hoef je geen rekening mee te houden.’
‘Maar hij is ook gevaarlijk,’ zei ik, mijn broek optrekkend.
‘Gevaarlijk? Maar jij houdt toch van gevaar, Florian?’ En, voor zich uitstarend, ‘het is jammer dat je Otto niet tot zo'n klauterpartij als met Hardenberg kunt verleiden.’
‘Ik begrijp niet wat je bedoelt, Erika... verdomme, er is een knoop van mijn gulp gesprongen.’
‘Ach, schat, die zet die lieve vriendin van je er toch wel weer aan, ze heeft van die zorgzame dikke vingertjes, gewoon ontroerend om te zien.’
‘Het is geen slecht mens, Otto is gek op haar.’
‘Of een ongeluk bij de jacht,’ mijmerde Erika.
‘Hij schrijft smerige, insinuerende boeken, pervers gepieker.’
‘Ik heb gehoord dat je tegenwoordig wordt vrijgesproken als je een smous om zeep helpt.’
‘Het is je man, Erika.’
‘Mijn man?’ Ze lachte bitter.
‘Je heet tenslotte mevrouw Weininger.’
Erika schrok op en sloeg snikkend haar armen om me heen. ‘O Florian, dat is niet goed. Er doen zulke rare verhalen de ronde, de laatste tijd. Ik weet niet wat ik er van den