El sisilobi, of het basisonderzoek
(1969)–L.H. Ferrier–
[pagina 17]
| |
[III]Na het eten gaat Buni direkt naar boven om wat te slapen. Aan tafel luistert hij maar half naar de verhalen van zijn vrouw. D'r moeder heeft weer een filaria-aanval. Het jongste kind moet een wormenkuur hebben van de dokter. Bij Sauma heeft ze dure stof op rekening genomen voor een goede avondjurk. Bij Kirpalani kocht ze de jongenshemden. Bata heeft kinderschoenen in de uitverkoop. - Straks begin ik eraan. Ik heb een geweldig leuk patroontje van Louise gekregen. - Buni gromt. Alles krijgt en leent ze van Louise. Bakoven van plantage, kwiekwiesGa naar voetnoot1 als haar man weer is gaan vissen en voor zondag een pomblik.Ga naar voetnoot2 - Niemand in de stad heeft er een jurk van. Sauma heeft dat goed vandaag pas ontvangen. - Buni merkt de kinderen nauwelijks op. Hij doet alsof hij vreselijk moe is en hangt lui boven zijn bord. Nog voor hij de trap opgaat, zit zij al achter de naaimachine. Het dienstmeisje dekt af en wast de kinderen de handen. Zonder van haar knipsels op te kijken, roept ze hem na om hoe laat hij wakker gemaakt moet worden. Eerst als hij met veel moeite zijn energieloos lichaam tot boven aan de trap gehesen heeft, stampt hij driftig met alle resterende energie: - Om halfvijf! En niet vroeger of later! Maak niet te veel herrie met die machine. Zorg ervoor dat de kinderen niet door het huis rennen of op het erf staan te gillen. Verdomme! - - Ze gaan direkt op het erf spelen. Nu meteen! - gilt ze hem en de kinderen toe. Dit omdat ze juist op dat moment een speld niet op de gewenste plaats in de dure stof kan prikken. - Stik! - zegt ze tegen de speld, maar ze bedoelt het tegen hem. Hij hoort het gelukkig niet. Buni kleedt zich uit en gaat in zijn onderbroek op het bed liggen. Alle ramen staan open. Het is behoorlijk warm en er waait geen zuchtje wind. | |
[pagina 18]
| |
- Omdat zij dure jurken loopt te kopen, blijft er geen geld over voor een aircondition in deze kamer. - Hij hoort de kinderen op het erf spelen. De machine van zijn vrouw. Het dienstmeisje in de keuken. Alles lijkt hem onveranderd. In een flits. Hij speelt op het erf. Kent alleen maar de vrouw achter de naaimachine en de man hier in zijn onderbroek op bed. Het dienstmeisje gooit de etensresten in de vuilnisbak op het erf. Kijkt vergenoegd naar de djoelspelende kinderen. Ze zijn moe. Houden even op. Zomaar vraagt het meisje: - Ga je straks ook trouwen. - - Ja... - Dat spreekt toch voor zichzelf. Als je groot bent, ga je trouwen. Eén lacht. Hoe kun je zulke domme dingen vragen. Eén zwijgt. Hij weet beter. - Hier op het erf staan er geen pomme de rac-bomen. Gelukkig. Stel je voor dat ze erin klimmen. Gillend naar beneden vallen om armen en benen te breken. Van deze jeugdherinnering is hij zich, als de hier in onderbroek op bed liggende man, bewust. Buni staat weer op. Pakt van zijn bureau dat hier in de slaapkamer geplaatst is, de lijvige dissertatie van doctor Zwryasyoska. Een Pool, die kort voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog naar Amerika vluchtte, waar hij nu nog kolleges literatuurgeschiedenis aan een universiteit geeft. Zwryasyoska behandelt in zijn dissertatie ‘De ezel als kultuurfenomeen’. Onderaan de eerste bladzijde staat er ‘Aan mijn vrouw Rebecca’. Buni leest altijd ‘aan mijn ezel’. Lui bladert hij weer enige hoofdstukken door. De ezel in de griekse mythologie, de ezel in de theologie, de ezel in de westerse, de ezel in de oosterse literatuur, de ezel in de middeleeuwen, de ezel en de renaissence. Buni slaat een heleboel over en gaat dan verder. De ezel rond de laatste eeuwwisseling. Voorts enkele bescheiden aantekeningen over de ezel en de seksualiteit in de literatuur. (Buni heeft een twintigste druk uit 1963, misschien wel de laatste herdruk.) Zij verwijzen naar het oeuvre van hetero-, bi-, homo- en pedofiele auteurs. Komt er toch nog een herdruk, dan zal Zwryasyoska het schrijven van een heel nieuw werk eerst ernstig overwegen! Door de aantekeningen zal men de ezel niet meer zien! Overal kan men de ezel terugvinden. | |
[pagina 19]
| |
Volgens doctor Zwryasyoska is de uitvinding van het wiel aan blanke, westerse volken voorbehouden geweest. Alle andere volken hebben de prioriteit genoten hun eigen ezels zelf mee te nemen, te vangen om ze daarna af te richten tot huis- en lastdieren. Dresseren is ook toegestaan. Het werk is zeer uitgebreid. Toch heeft het niet de minste pretentie volledig te zijn. Buni voelt iedere keer als hij het werk doorbladert, de steeds sterker wordende drang, een eigen asinuslogie op te stellen. Zwryasyoska heeft over te weinig en zeker waardeloos materiaal beschikt om zulke bekrompen stellingen te poneren. In het bizonder die met betrekking tot de noordafrikaanse, de middenafrikaanse, de arabische en de aziatische wereld. Gelukkig maar dat zijn werk zich tot het oostelijk halfrond beperkt heeft. Hij heeft ons daardoor nog meer ellende bespaard. - Die man, nog wel een geleerde, barst van de vooroordelen! - Zwryasyoska promoveert in 1948. ‘Graduate with distinction.’ Kort na zijn promotie kraamt hij dezelfde onzin, maar dan met meer overtuiging, uit in zijn inaugurale rede. Nu spoelt hij er al ruim 15 jaar studentenhersens mee. - Hier zal ik alles volkomen anders moeten aanpakken. - Een filologische explikatie van het surinaamse ‘boeriki’, dat ezel betekent, kan een uitstekend begin zijn. Boeriki is tot het spaanse ‘burro’, mannetjesezel, te herleiden. De proletariërs hier spreken van een boeriki. Zo moet dat ook. De lui uit de hogere, meer kapitalistisch georiënteerde kringen, bedienen zich van het geaffekteerde boeritji. Dat mogelijk weer aan een papiamentse invloed doet denken. Als hij niet over zuiver wetenschappelijk materiaal beschikt, kan hij beweren dat een indirekte overname uit het spaans via het papiamento, niet is uitgesloten. Dat doet hij niet. De geaffekteerde uitspraak in de hogere kringen heeft de natuurlijke van het proletariaat niet kunnen beïnvloeden en dateert uit de periode 1835-75. Een groep schatrijke en zeer aanzienlijke joods-portugese en hollandse handelaren, moet om godsdienstige reden Noord-Brazilië verlaten. Zij komen naar Suriname, een land waar de godsdienstvrijheid wordt geëerbiedigd, en koloniseren een | |
[pagina 20]
| |
stadsgedeelte van Paramaribo.Ga naar voetnoot1 Tot zover is alles zelfs door een leek op de voet te volgen. Moeilijker wordt het een verklaring voor het surinaamse ‘assi’, dat paard betekent, te geven. Het is wel tot het spaanse ‘asno’ of ‘asna’, respektievelijk ezel, ezelin, te herleiden dat verder wijst in de richting van het latijnse ‘asinus’. Hier is dus sprake van een verwarring, veroorzaakt door muilezels. (Het aantal muilezels in Suriname is veel groter dan alle aldaar voorkomende volbloed paarden en ezels te samen.) Een van zijn gewaagde stellingen luidt als volgt: - De surinaamse maatschappij is op boerikikarrenGa naar voetnoot2 gegrondvest. - Eerst schrijft hij ‘beweegt zich voort op’. Dit vindt hij te riskant en schrapt het door. Misschien wordt wel een oude theoloog tot promotor benoemd! Zijn stelling lokt natuurlijk heftige kritiek uit van de zijde der vierderangsonderwijzers, die menen dat hun die eer toekomt. Buni oordeelt dat het inderdaad erg moeilijk is na te vorsen of het aantal nationale helden, wier carrière op een boerikikar van start is gegaan, groter of kleiner blijkt te zijn dan voor dit doel een vierderang in het hoofd is geheid. Bij gebrek aan statistisch materiaal (onontbeerlijk voor zuivere wetenschapsbeoefening) en om wat tijd te winnen, overweegt hij het kompromis en stelt: - De surinaamse maatschappij is gegrondvest op boerikikarren, die door vierderangers in beweging worden gebracht. - Hij bedoelt er slechts dit mee, dat zij tot heden erin geslaagd zijn de teugels in handen te hebben. Toch kunnen ze het niet nalaten namen van nationale helden op te sommen en degraderen zij de stelling tot een persoonlijke belediging aan hun adres. Een oud schoolhoofd stelt voor een aanklacht tegen hem in te dienen, wegens het opzettelijk in het openbaar beledigen van 's lands dienaren in funktie. | |
[pagina 21]
| |
Met Njuk, een schoolpsycholoog, maakt hij kennis. De publikaties van en de gesprekken met Njuk, schieten hem op het juiste moment te binnen. Njuk onderzoekt het ‘boerikikarrentrauma’ bij het lagere-schoolkind. Hij kan het ook anders noemen, maar geeft aan vaktermen de voorkeur, omdat die minder emotioneel geladen zijn. Het is een lang en haast onhanteerbaar woord en eigenlijk toch maar een afkorting. Past men bij de juiste samenstelling de alfabetisch-lexikografische regels toe, dan krijg je ‘vierderangsonderwijzersboerikikarrentrauma’, en dat zegt op het laatst zelfs een schoolpsycholoog niets meer. - Dat klopt niet, - zegt Buni. Njuk ziet het ook. Lacht en korrigeert: ‘boerikikarrenvierderangsonderwijzerstrauma.’ In zijn notitieboekje schrijft hij het foutieve op en tussen haakjes erachter (vb. 238. Freudianisme). Dit zegt hij niet tegen Buni en hij laat het hem ook niet zien. - Niets is zo fataal als je patiënt bij tij en ontij met de oorzaak van zijn trauma konfronteren. Dat maakt alles veel gekompliceerder en een goede therapie is dan onmogelijk. - Buni begrijpt dat ze in een stad als Paramaribo de boerikikarren onmogelijk van de straat kunnen vegen. Als ze dat doen kunnen ze de hele monumentenzorg direkt op de boot zetten. (Het onderzoek beperkt zich tot Paramaribo.) - Maar de vierderangers dan? - - Het proces is al enige decennia aan de gang. Soms geloof ik dat het erfelijk begint te worden. Misschien een beschadiging van een of meerdere chromosomen. Het neemt steeds ernstiger vormen aan. De kinderen kunnen om allerlei andere redenen dan een te geringe intelligentie het onderwijs niet met goed resultaat volgen. Het basisonderzoek heeft enkele belangrijke aspekten aan het licht gebracht. Kijk er zijn, ja je kan zeggen twee kategorieën. Ik bedoel, bijna alle symptomen zijn tot die twee terug te brengen. Eén, waar de kinderen thuis te horen krijgen dat zij het niet verder zullen brengen dan een boerikikar, als zij hun best niet doen op school. In deze gezinnen hangt het vierderangsdiploma aan de muur, om de kinderen er dagelijks aan te herinneren dat het dáármee begonnen is. De andere, daar krijgen de kinderen natuurlijk te | |
[pagina 22]
| |
horen dat ze het nooit tot een vierderang zullen brengen. Er hangt wel geen echte boerikikar aan de wand, maar onder een glazen stolp in de voorzaal staat er een miniatuurtje. Je begrijpt zeker al dat er enkele grensgevallen zijn. Kijk, in de psychologie zijn er geen waterdichte schotten tussen de mensen. Je treft er altijd zeer veel aan in een grensgebied. - Njuk wil wat ontspannen en denkt een leuke opmerking te maken door te zeggen dat de mensen in het grensgebied buiten schot zijn. Buni lacht er niet om. Njuk kompenseert zijn blunder door weer ernstig te worden, anders neemt Buni hem niet au sérieux. En dat kan hij zich als akademikus niet permitteren. Aan niemand vertelt hij zijn geheim. Zeven jaar studie psychologie om de vierderang, die hij er drie keer in moest heien voor die er stond, te verdringen. Daarmee kronkelt hij nu door het leven. Hij buigt zich met een wetenschappelijke zucht over zijn enquêtelijsten. Blijkbaar wenst hij niet langer gestoord te worden. - Wat doe je dan? Waar tracht je ze op te richten? - Voor zo'n intense belangstelling laat Njuk zijn werk wel even liggen. - Ik moet je eerst nog iets van het basisonderzoek vertellen. Mensen uit het grensgebied, die niet in een van de twee kategorieën zijn onder te brengen, kiezen een van beide - een vierderang of een boerikikar - om slecht lerende, luie kinderen mee te dreigen, uit te schelden. Te frustreren! Dat hangt allemaal weer samen met pro- en/of antigevoelens. - - Welke mensen mogen er bij jou in een kategorie zitten? - - Ook binnen de kategorieën kunnen we geen waterdichte schotten aanbrengen. - - Er zijn dus weer grensgebieden, waar jij mensen buiten schot zet en wetenschappelijk leuk denkt te zijn. - - Nee, even serieus. In de vierderangerskategorie overheersen de Creolen... - - En in de boerikikarrenkategorie de Hindoestanen, - vult Buni schools aan. - En jouw psychologie gooit de rest in het grensgebied! - - Je hoeft niet zo sanguinisch op te vliegen. Ik tracht de stadia waarin ze zich bevinden zo nauwkeurig mogelijk vast te stellen. | |
[pagina 23]
| |
Dan geef ik ze door aan de therapeut. Deze brengt ze tot het zeer belangrijke inzicht dat het veel, heel veel betekent een boerikikar of een vierderang te bezitten voor het uitoefenen van je beroep. Als ze dit kunnen zien, wat je er later van kunt terecht brengen. Op een psychologisch verantwoorde manier korrigeert hij vooroordelen. Ik kan het jou gerust toevertrouwen dat ik hier kinderen heb, die bij het horen noemen van een der trefwoorden - voor een test noemt Njuk ze zo, de boerikikar en de vierderang - direkt beginnen te gillen. - Eens verzuimt de therapeut de diagnose van een leerlinge goed te bestuderen. Njuk schrijft ook zo slordig. Een rapport met vele doorhalingen, waarboven het verbeterde weer is doorgehaald om nu in cirkeltjes, ellipsjes en hokjes in de kantlijn gekrabbeld te worden, inktvlekken en vingervegen. (Njuk schrijft voor het eerst met inkt. Zijn hele studie is met ballpoints over het papier gegleden - kleine kinderen doen het ook eerst met griffels.) Njuk is nerveus, denkt de therapeut, het kind werkt op zijn zenuwen. De therapeut noemt beide trefwoorden direkt na elkaar. Het kind gilt en valt flauw. Hij rapporteert dit voorval aan Njuk. Deze haalt zijn notitieboekje te voorschijn en noteert: vb. 329 ‘Freudianisme’. - Zijn er al resultaten geboekt, die een gunstig verloop van je therapie beloven? - - Ja! Al komt er natuurlijk veel meer bij kijken dan ik je zo een twee drie uit de doeken kan doen. - - Wat, bijvoorbeeld? Hoe organiseren jullie het allemaal? - - Je zult het niet willen geloven, maar we hebben bijvoorbeeld een kartografische afdeling op ons instituut. We hebben het hele terrein in kaart gebracht. Niet helemaal echt, natuurlijk. We gebruiken gewone kaarten. Koncentraties van de kategorieën arceren we. Creolen bruin, Hindoestanen groen. De grensgebieden geven we door middel van stippellijntjes aan. Soms verschillen de stafleden, die zich psychokartografen noemen, met elkaar van mening over de oppervlakte van het te arceren gebied. Eens heeft een stippellijntje tot bijna slaande ruzie geleid. De direkteur, een psychiater, moest er aan te pas komen. Bepaalde kombinaties kunnen we direkt terugvinden door | |
[pagina 24]
| |
de kleine vlaggetjes, die we in de daarvoor in aanmerking komende gearceerde oppervlakten of door stippellijntjes aangegeven grensgebieden, kunnen prikken. In allerlei kleuren: rood, wit, paars, geel, blauw, zwart. - Buni sluit de ogen om zich een betere voorstelling van de kaart te maken. Nu ziet hij ook de vlaggetjes wapperen. O, denkt hij, bij die vlaggetjes hoort dus het ‘have, or not have been to Holland’. - Maar om even op het konkrete resultaat terug te komen, - doceert Njuk, - je weet zelf toch ook heel goed dat er mensen zijn, die het nooit tot een boerikikar of een vierderang brengen. Laat staan dat zij ermee beginnen. - - Bedoel je die in het grensgebied samen leven? - - Nee, daar zullen we een andere avond aan besteden, anders wordt het nu te veel en kun je het niet verwerken. Ik bedoel uit de kategorieën van het basisonderzoek. Daar tref je er al genoeg aan. Als ze op boerikikarren de lagere school, door vierderangers geïrriteerd, en de leerplichtige leeftijd achter zich gelaten hebben, slenteren ze eerst nog een paar jaar door de stad. Je kunt meteen zien wanneer ze eindelijk zestien of zeventien geworden zijn. Ze krijgen dan van hun oudere soortgenoten toestemming de platte brug aan de waterkant, schuin tegenover het hoofdbureau van politie, te betreden. Daar verdrijven ze, onder zeer deskundige leiding, de tijd met het slijpen van messen en het breken van bierflessen, zo kunstig dat het breukvlak de meest gevaarlijke scherpe punten vertoont die je je maar bedenken kunt. - - Waarom grijp je daar dan ook niet in, voor het te laat is? - - Ze zijn er onbereikbaar. Bij vechtpartijen op Spanhoek, in de Koningstraat of op het Sivaplein, krijgen ze volop de gelegenheid met hun messen te steken of anderen met bierflessen gaten in het hoofd te slaan. Politieagenten pakken hen ruw op. Gummiknuppels. Diezelfde avond nog worden ze naar de gevangenis gereden. Zijn ze er wat gekalmeerd, dan mogen wij in hun cel, een gesprek onder vier ogen met hen voeren. - Buni zwijgt en denkt, hij weet alles. Verbeeldt zich dat hij alles weet. Zijn hele basisonderzoek en zijn kategorieën voor Creolen en Hindoestanen. En de grensgebieden, waarin hij de buitenschotmensen gooit en ze om stippellijntjes slaande ruzie laat krijgen. | |
[pagina 25]
| |
Njuk begint te geloven dat hij Buni al helemaal overdonderd heeft. Buni is te onontwikkeld om hem te begrijpen. Daarom kan hij hem gerust nog het een en ander toevertrouwen. - De kaarten mogen niet zo maar rondslingeren. Zodra ze gebruikt zijn, worden ze in een speciale safe opgeborgen. Weet je waarom we die preventieve maatregelen hebben moeten treffen? - Buni schudt nee. Al weet hij dat Njuks antwoord een nog grotere leugen aan de rest van het bedrieglijk gezwam zal toevoegen. - Dergelijke kostbare kaarten mogen niet in handen komen van... (hij noemt een hele reeks namen op, die Buni al te vertrouwd in de oren klinken). Je kunt nooit weten. Misschien gaan ze ermee op patrouille! Of stelen ze wel vliegtuigen om bepaalde gebieden met zelfgemaakte bommen van de kaart te vegen. - Nou is het Buni genoeg. Hij verzamelt veel speeksel in zijn mond. Heel veel om Njuk een lamastraal in het gezicht te spuwen, zodat hij voor een poosje verblind wordt. Dan zal hij hem de waarheid vertellen. Hij zal die horen maar niet meer zien. Het meubilair slaat hij kort en klein op zijn hersens. Maar dan ziet hij net op tijd, dat Njuk een van de vlaggetjes als dasspeld in zijn das gestoken heeft. Dat vlaggetje duidt een bepaalde kombinatie aan binnen een van de kategorieën. Njuk is niet buiten schot gebleven. Zo een monster is hij dus! Njuk wordt de asthenische affekten bij Buni direkt gewaar. Hij heeft haast. Een afspraak. Met de naam van een hoge, gezaghebbende politieke funktionaris geeft hij Buni eerst nog een asthenische injektie, propt dan zijn enquêtelijsten onhandig in zijn aktentas, groet Buni met een kort akademisch knikje en snelt naar buiten. Vol gas schiet hij in zijn automatische, amerikaanse slee naar zijn afspraak. Buni staart hem verlamd na om te zien hoe hij straks het landingsgestel zal intrekken. Met zijn hand wrijft hij over de pijnlijke plek van de inspuiting en denkt aan het incident van enkele maanden geleden. Njuk is blijven steken in het boerikikarrenvierderangers-verleden. Hij barrikadeert er onze toekomst mee!
Studenten moeten in Paramaribo een standbeeld, één standbeeld, | |
[pagina 26]
| |
van de sokkel lichten. 's Nachts. Ze moeten er een van een boerikikar en een ezel uit graniet neerzetten. Ze moeten het allemaal samen doen. Anders wordt het de volgende nacht door andere studenten weer van de sokkel gelicht en staat er de volgende ochtend een vierderangsstandbeeld. Liever lichten ze op een avond twee standbeelden, die het best gemist kunnen worden, van de sokkel. Ze mogen er geen ruzie om maken welk standbeeld voor een boerikikar en een ezel, en welk voor een vierderang gelicht moet worden. Surinaamse balataGa naar voetnoot1 is taai, haast niet te buigen en je kunt er een ander vreselijk mee slaan. Die jongens hebben beurzen en 's nachts moeten ze heel hard studeren. Hoe moeten ze het toch klaar zien te spelen? Twee beeldhouwers willen hen helpen door alles te regelen. Ze spreken er met belangrijke funktionarissen over. Maar het duurt allemaal zo vreselijk lang. Na heftige woordenwisselingen laadt men ze beide - de standbeelden boerikikar met ezel en vierderang - in de Tapoeripa,Ga naar voetnoot2 die ze naar Nieuw-Amsterdam vervoert omdat men ze daar kwijt wil. De twee beeldhouwers krijgen ook wat. Een studie-opdracht waarmee ze naar Holland gestuurd worden. Men kan niet alsmaar aan de gang blijven. Straks twee beeldhouwers, die met een matten torsende Javaan uit graniet komen aanzetten, gevolgd door een groepje studenten. Weer scheldpartijen en weer moet de Tapoeripa een extra dienst naar Nieuw-Amsterdam varen. En zo kan het nog wel een poosje doorgaan. Waarom hebben wij geen ezel in ons wapen? Voor zover Buni weet bestaat er geen enkel wapen met een ezel erin. Als symbool! Het zijn altijd verscheurende dieren en roofvogels. Soms allebei! Hoe imperialistischer, des te monsterachtiger het roofdier in hun wapen. Het is een wisselwerking (je hebt van die mensen die ‘korrelatie’ zeggen) tussen dier in het wapen en het volk dat zo'n dier meevoert in het wapen. Zodra zij zich in een bepaald dier | |
[pagina 27]
| |
herkennen, verkiezen ze het uit tot hun symbool. Daarna vereenzelvigen zij zich er voor altijd mee. Ook wapens moeten van tijd tot tijd door nieuwe vervangen worden. In de natuur komen er geen dieren voor waarin zij zich nog kunnen herkennen. Zij konstrueren ze dus zelf uit aluminium, gieten ze uit staal of ijzer. In mensen zien zij hun prooi (zij worden dieren). De mensen, die maar twee benen hebben, jagen ze op hun zestien poten of twintig verstelbare vleugels na, tot ze halfdood neervallen. Dan openen ze hun alles verscheurende, vreselijke muilen en snavels om de mensen te verscheuren en hun bloed op te drinken. Dieren, waarvan mensen denken dat ze tot de hoogontwikkelde orden behoren, richten in hun territoria reservaten in. Daar drijven zij hun opgejaagde prooien in. De buit weten ze op een zeer vernuftige manier te bewaken. Om zich te voeden, hoeven ze maar één klauw of vleugel uit te steken. Prooien, die zich maar even buiten de reservaten wagen omdat daar het voedsel - eenvoudige planten en rijpe vruchten - in overvloed ligt te verrotten, worden er direkt weer in gejaagd. Buni kiest zich niet een ezel omdat hij zich met de ezelachtigen vereenzelvigt. Hij doet het om hulde te brengen aan het dier, de ezel, dat hard gewerkt heeft in dit land en voor de armsten de redding bracht (brengt). Het moet nog eens gebeuren dat een hele beschaving op de rug van een ezel - lastdier - een stad of land wordt binnengedragen. Een beschaving, die ermee begint armen, onderdrukten en verschoppelingen hun ontnomen en vertrapte rechten terug te geven voor een absoluut humaner bestaan. De grootste waakzaamheid is echter geboden! Ervoor te zorgen dat zo'n beschaving niet eindigt in een aantal mens onterende, verschrompelde leugens welke steeds rijker wordende rijken met geweld voor de ondergang behoeden. Telkens opnieuw armen, onderdrukten en verschoppelingen blijven kreëren, om te bewijzen dat die beschaving nog lang niet ten einde is en dat zij, de rijken, er rustig mee kunnen doorgaan, hen met materiële machten te verbrijzelen. | |
[pagina 28]
| |
Drie uur. Buni legt het boek op de grond naast het bed. Keert zich op de buik en valt weldra in slaap. Reeds in de vroegste Maya-perioden (± 1500 v. Chr.) moeten priesters enkele slaaptheorieën ontvouwd hebben, die zij onder andere op tien tot twintig meter hoge gedenkzuilen, in zeer ingewikkelde inskripties beitelden. Het is niet juist om hier van ‘hiërogliefen’ te spreken. Men denkt direkt aan Egyptenaren, napoleontische veldtochten en de steen van Rosette. Champollion, die het schrift na jarenlange studie ontcijfert, op tijd dood gaat, omdat hij anders krankzinnig wordt. Het Suezkanaal en de Amerikanen die direkt ook zo een kanaal moesten hebben, om vooral bij de Engelsen niet achter te blijven. Hun kans daarvoor zagen ze schoon in een gelikwideerde franse maatschappij en - het was toen al Amerika - in een afscheidingskonflikt tussen Columbia en Panama, waar ze het door Ferdinand de Lesseps lieten graven. Hij overleefde het graafwerk niet en overleed aan malaria. Men kan geen gezondere omgeving dan de Nijlstreek bedenken. We wachten nu op iemand met een IQ van 450, om de Maya-inskripties te ontcijferen. Van de prachtige fresko's hebben we al het een en ander kunnen leren. Het slapen is niet zomaar een rusttoestand. Het is een verlangen van de geest naar zijn totale werkelijkheid. Oneindig, onbegrensd, om er magische aktiviteiten te verrichten. Fresko: slapende man (in profiel), daarnaast fresko: in zeer dekoratieve symbolische kleuren, de oneindig onbegrensde wereld van de geest, een dynamische spanning waarin zich het verrichten van de magische aktiviteiten voltrekt. John L. StephensGa naar voetnoot1 zag alleen de kleuren. De symbolen kon hij niet verstaan. Freud denkt in 1902 tot hetzelfde in staat te zijn. Hij haalt het niveau der Maya-priesters niet. Zij zijn genieën in de dieptepsychologie, hij lanceert slechts iets dergelijks. Intellektuele Maya-priesters uit Chichén Itzá op het schiereiland | |
[pagina 29]
| |
YucatanGa naar voetnoot1 stellen met hun astronomische en ingewikkelde wiskundeformules kalenderberekeningen vast. Richten met hun socialistische politiek een harmonische maatschappij in en zijn bovendien nog zo artistiek begaafd om hun dieptepsychologie en filosofie in geniale komposities uit te beelden, welke volgens een niet te achterhalen procédé, voor het nageslacht gekonserveerd blijven. |
|