| |
| |
| |
[XVI]
Ze heet geen Irène maar Margo en ze lijkt op Irène. Een keer is ze met een postbeambte naar Torarica geweest, toen nooit meer. Toch herkent ze een paar van die meisjes, die ik er gisteravond gezien heb. Ze weet ook met wie ze er waren en haar beschrijvingen kloppen precies. De radio is uit en ik zit niet meer op mijn stoel maar sta achter de hare, om mijn handen langs haar hals naar haar puntige borsten te doen glijden. Met mijn lippen over haar gestreken kroeshaar te glijden en haar in haar hals te zoenen. Ik weet dat we naar boven zullen gaan. Haar moeder komt voorlopig niet terug met de kinderen. Dat zal pas tegen vijven gebeuren als de kinderen in het bad moeten en de kippenhokken gesloten moeten worden. Ze hebben ook duiven. Ik ken de kleine kamer al waar zij slaapt met drie van de meisjes. De kleinere kinderen slapen in de andere kamer met haar moeder. Er is een muskietenkaars op een koperen staandertje onder het bed. Ze hebben klamboes boven de bedden want er is geen muskietengaas voor de ramen. Haar toiletartikelen staan op een scheve plank waarboven een verweerde spiegel hangt en ze heeft van plastiek een randje om de plank geplooid. De matras is ongelijk en ze heeft twee grote kussens van kippeveren.
| |
| |
Alles gaat zo vlug. Ik denk voor het eerst weer aan Irène. Zo heb ik ook met haar gelegen op haar peluw en op de vloer van de wc, toen ze mijn zaad met een stuk krantepapier, dat er als toiletpapier diende, van de vloer moest vegen. Zij, Margo is alleen de eerste die mij aan haar kan herinneren. Dat heb ik gevoeld toen ik haar daar onder het balkon in de Zwartenhovenbrugstraat zag staan. Haar naakte zwarte hals is nu nog mooier en ik omvat die met beide handen als een zeldzame diamant die in talloze schakeringen schittert. Ze is nu nog mooier dan wanneer ik weer naar haar zal kijken als we samen naar Torarica gaan na de film in Star. Ik wil dan de bloedrode kralen, die ze van haar moeder heeft geleend, een lang snoer met een knoop tussen haar borsten en die reikt tot aan haar middel wegrukken. De hals van haar mooie jurk is diep ingesneden evenals de okselmouwen, waaruit haar lange dunne armen elegante, muzikale bewegingen maken. Goddelijke bewegingen, die iedereen verbijsteren.
Bij een nicht gaat ze slapen. Daar liggen we nog lang in de voorzaal op de grond. Ik weet niet of we beiden vakantie hadden. Of we beiden niet hartstochtelijk op elkaar verliefd waren en het toch niet wilden zijn. Dat we elkaar aangehouden hadden tijdens het passeren van onze levens, die we niet van elkaar kenden. Dat dat kennen niet nodig was en we elkaar te veel onthielden maar toch alles gaven. Te veel gaven. Irène had met mijn haar gespeeld en het mooi glad gevonden. Zij niet. Mijn haar is niet meer glad, het is kroes,
| |
| |
heel kroes en mijn gezicht is ook anders.
Ze verwacht geen baby van mij en haar moeder zoekt mijn grootmoeder niet op wanneer ik weer weg ben om haar te vertellen dat haar dochter een kind van mij verwacht. Mijn moeder schrijft me ook niet om me te verwijten wat ik gedaan heb en dat ze nu Margo, die niet meer werkt, iedere maand vijf gulden geeft om vast het een en ander te kopen en om straks in het hospitaal of het ziekenhuis te bevallen. We plegen ook geen abortus.
Het is alleen ons uitgaan. Soms in de auto en soms op de fiets. Het is de grote verandering in mijn haast eentonige vakantiedagen. Iedere avond met mijn moeder en mijn nicht, die nu bij mijn moeder inwoont, naar het ziekenhuis waar mijn grootmoeder ernstig ziek ligt. Daarna ga ik naar Margo. Niemand weet iets van onze verhouding af. Ik bel haar soms op in de winkel waar ze werkt. Ik zoek haar ook daar op overdag. En dan gaan we samen in de kleine snackbar naast de winkel iets drinken. Eerst wilde ze dat niet, want, zo zei ze, straks ben je weg en dan lopen al deze mensen over mij te kletsen. Ik antwoordde haar dat ze zich daar niets van moest aantrekken en dat ze een volwassen vrouw was.
Ik ben samen met Margo als ik Harold ontmoet in de bar van het Palace Hotel op het Oranjeplein. Ik ga naar hem toe en hij herkent me met een verrassing in zijn ogen waarvan ik de gekoesterde verwachtingen wel ken. Ik stel hem voor aan Margo en zeg hem dat ik iets heel bizonders met hem te bespreken heb en dat
| |
| |
ik dat liever niet hier doe. Margo weet van niets en denkt ook aan niets. Ik vertel haar niet van Orlando en van wat ik met Harold wel te bespreken heb. We genieten van een floor-show. We gaan daarna aan de waterkant op een bank zitten om zeer romantisch in de volle maneschijn te flirten. Lang, bijna zonder ophouden zodat onze lippen pijn doen van het oneindig lange zoenen.
Met Harold ga ik naar een grote fancy-fair, die gehouden wordt op het jaarbeursterrein. Margo kan niet mee. Ze ligt al een paar dagen met griep. Harold haalt mij af met de Opel-caravan van zijn vader. Ik maak hem meteen duidelijk waarover het gaat. Hij lacht luid, vraagt niet wie mij over hem gesproken heeft. Hij herinnert zich Orlando nog en is verheugd straks met hem te kunnen korresponderen. Hij zit nu op een van de avondcursussen van de Surinaamse Rechtschool en is in gouvernementsdienst op een van de kantoren. Hij blijkt goed op de hoogte te zijn van die lektuur, waarvan ik enkele, o.a. Giovanni's Room van Baldwin en Notre Dame des Fleurs van Genet, op verzoek van Orlando zelf ook gelezen heb. Ik heb daar geen spijt van. Ik krijg bizonder veel van hem te horen en ben ook blij dat ik Orlando straks alleen maar geruststellend nieuws brengen kan. Ik vraag me trouwens af waarom dat a priori niet mogelijk zou moeten zijn. Harolds visie toont een duidelijke overeenkomst met die van Orlando. Geen image-opbouwerij door te leuteren met vrouwen en zelfs te gaan trouwen. Mocht het zo zijn dat er maar een oog aanwezig is, dan dit
| |
| |
volkomen bewust maken en zien met vier. En Harold ziet er zeer goed uit. Ik kan me dan ook levendig voorstellen dat hij een paar maal voor hete vuren gestaan heeft toen er weer een of ander meisje smoorverliefd op hem was geworden. Hij is lang, slank, een beetje brede schouders en heel dunne lippen. Kort geknipt kroeshaar en een donkere gezonde huidskleur. Hij zweeft in sierlijke bewegingen met de meisjes over de dansvloer. Een grote tegelplaats in de openlucht. Hier en daar een klein palmboompje en er is ook een verlichte vijver. Er zijn twee bands, die voor de muziek zorgen. Een van de militairen en een steelband. Ze spelen om de beurt. Ik dans bijna zonder ophouden. Telkens met een ander meisje, ik praat en praat, maar er komt nog geen kontakt. Ik ga de lange-afstandstechniek maar toepassen en ga daarom aan de bar zitten. Harold danst zonder ophouden. Misschien bespiedt hij vanaf de dansvloer de jonge mannen, die eenzaam op hun klapstoeltjes zitten.
Waar ze vandaan gekomen is, weet ik niet, ook niet onder welke hoek ze op de kruk naast mij is afgevuurd om alles wat ik voor haar nodig moet hebben, te exploderen. Als Harold naar de bar komt om een zoveelste cola-rum te bestellen vindt hij ons in een hevige diskussie verwikkeld. Maar ook mijn handen, heel mijn lichaam doet mee aan dit geestelijke kontakt. Haar gesloten knieën tussen mijn dijen geklemd en mijn handen onder haar strakke rok geschoven. Zij houdt de sigaret, die we samen roken, voor mijn mond. Er staan nog een paar vrienden van haar er bij
| |
| |
en een andere vriendin, een Hollands meisje. Ik schijn te praten met een al te Hollands aksent. Dat zegt het Hollandse meisje. Ik vind haar ook erg leuk. Alles draait om mijn studie en ze vindt alles even interessant. De klassieke Indiase literatuur komt ter sprake en ze merkt op dat ik iets Hindostaans in mij heb. Zij is een lichtgekleurde Creoolse. Bruin haar, dat ze glad gestreken heeft. Sekretaresse, Hollandse opleiding. Ze is nog niet getrouwd en woont bij haar tante op kamers. We hebben het over de relaties die Suriname zou moeten aanknopen met al die culturele centra, die voor een totaal cultureel leven in Suriname noodzakelijk zijn. Afrika, India, Indonesië, Caraibisch Gebied en Latijns-Amerika. Wat er nu gepresteerd wordt, is inderdaad maar een opgedrongen, onnatuurlijke eenzijdigheid.
Het is allemaal heel anders dan de hevige diskussies van Orlando en mij in ons eerste jaar. Voor mij heel zeker. We wilden leven in een Latijnsamerikaanse sfeer. We waren geografisch bewust geworden. Alle Surinamers hadden wij gemetamorfoseerd tot ware Zuidamerikanen. We droomden alleen van Inca- en Maya- en Aztekenculturen. Orlando wilde geen onderwijzer meer zijn, maar niet-westerse sociologie gaan studeren om zich in die gebieden te specialiseren. Ik liep vast met de piano, omdat ik geen werkelijke vorm voor mijn studie in het Latijnsamerikaanse culturele geheel vinden kon. Ik begon te schrijven, gaf het hele verleden in mensen en plaatsen Spaanse namen, laadde alles met haat. We dronken ons zat,
| |
| |
raakten niet uit onze roes. Schenen er in te moeten blijven. Maar toen kwam de crisis, die ons beiden deed ontwaken uit deze schijnwerkelijkheid.
Orlando zakte voor zijn laatste deel van het hoofdakte-examen, terwijl hij het eerste deel met uitstekende cijfers in Paramaribo gehaald had. Mijn vader werd hals over kop naar het Akademisch ziekenhuis in Leiden overgebracht om er geopereerd te worden voor een hernia. Het kostte enorm veel geld en mijn studie, waarvan hij de kosten op zich genomen had, kon hij niet doorbetalen. Kort voor mijn eindexamen a.m.s. had hij mij bij zich laten komen. Voordien hadden we heus niet zoveel kontakt met elkaar gehad. Als ik hem op straat zag aankomen, maakte ik een omweg om hem niet te hoeven groeten. Maar toen ging ik meteen naar hem toe. Ik kon namelijk vermoeden waarom hij zich mijn lot plotseling aantrok. Ik kon gaan studeren en zijn studerende of straks afgestudeerde zoon zijn. Voor mij was alle onzekerheid direkt weggevaagd. Hij had het voor elkaar kunnen krijgen dat ik gebruik maakte van een vrije overtocht naar Nederland, die hem voor zijn buitenlands verlof toekwam. De studie wilde hij betalen en hij vond het niet erg dat ik naar het conservatorium ging. Hij wilde meer gaan regelen, maar dat deed ik liever zelf. Ik heb mijn moeder nooit gevraagd of zij het erg vond dat hij mij nu ging onderhouden en dat hem later de eer zou toekomen, iets van mij gemaakt te hebben. Ik had niet vermoed dat alles maar zo kort zou duren. Probeerde nog aan een beurs te komen, liep heleboel instanties
| |
| |
af, maar zonder resultaat.
Kort voor mijn vader, weer helemaal genezen, naar Suriname vertrok, zocht ik hem op. Ik had hem een heleboel willen verwijten, maar zweeg. Hij zag er vreselijk zielig uit en huilde bijna. Zijn vraag of ik werken kan bevestig ik door hem voor te liegen dat ik op een p.t.t.-kantoor een baan heb. Het is augustus, Orlando gaat met vakantie en Karsilan heb ik een poos niet gezien. Ik ontvang mijn oproep voor militaire dienst. Heb bijna geen geld, weet niet hoe ik verder komen moet. Ik hoor alleen stemmen om mij die de Hindostaan in mij doen wakker worden. Ja zo, dat ik hem ook helemaal zijn wil. Waarom begrijp ik niet. Ik zie ze dan echt in Suriname. Ook de Javanen en ik weet wat er dan in Afrika gebeurt. Als Orlando van zijn vakantie terugkomt en mij zijn nieuwe ontdekking onthult, zwijg ik nog over de mijne waarover ik in dienst een paar maanden later zal mediteren.
|
|