Nieuwe algemeene beschryving van de colonie van Suriname
(1770)–Philip Fermin– AuteursrechtvrijBehelzende al het merkwaardige van dezelve, met betrekkinge tot de historie, aardryks- en natuurkunde
Vyftiende hoofdstuk.
| |
[pagina 62]
| |
slegte landeryen, die hy op zyne Plantagie hadt; om dat de Katoenboom zelfs in de dorste en magerste gronden groeien wil. Daar zyn verscheidene soorten van Katoenboomen; de twee voornaamsten zyn, vooreerst die, welke tot eenen boom opschietGa naar voetnoot(a), volgens het getuigenis van Vader du Tertro, tien of twaalf voeten hoog wordt, en in Suriname niet bekend is, dan onder den naam van Wilden katoenboom; de tweede soort isGa naar voetnoot(b) het kruid-of heesterachtig Katoen. Doch, zonder een omstandig verhaal van alle de andere soorten, welken de Natuur-kundigen beschryven te doen, zal ik my bepaalen by de beschryving van de soorte, welke men in Suriname aankweekt. De Katoenboom, waar van hier gesproken wordt, verheft zich niet hooger dan vier of vyf voeten boven den grond, en wordt nooit dik. Deszelfs schors is zeer dun, en grys, en het hout wit, mals en spongieus. De takken, die tamelyk regt wassen, zyn met veele bladen beladen, welken iets kleiner zyn dan die van den Wilden vygeboom, doch van gedaante als wyngaartsbladen; voor 't overige ruig, en gehegt aan lange steelen, die met hairen voorzien zyn. Deze bladen zyn, als de boom nog jong is, ligt groen; doch hunne kleur verandert naar maate de boom oud wordt. De boom zelf draagt in overvloed, schoone, groote bloemen, | |
[pagina 63]
| |
die de gedaante van een uitgebreide klok hebben, en tot den grond toe in vyf of zes deelen verdeeld zyn. Derzelver geele kleur is gemengd met rood of purper. Hy bloeit tweemaal 's jaars, en draagt, insgelyks, eene vrucht zo groot als een duiven-ei, welke ryp geworden zynde, zich in vier deelen of huisjes verdeelt, en eene vlok Katoen laat zien zo wit als sneeuw, welke, door de warmte, opzwelt tot de grootte van een klein hoender-ei: binnen deze wol wordt men een langwerpig zaad gewaar, welk zwart, en zo groot is als ertjes In het gebruik van deze wolle, door de milde Natuur ons ruw geschonken, ziet men eerst het menschelyk verstand uitblinken; want onder hoe veele onderscheidene gedaanten ziet men dezelve niet verschynen? in neteldoek, tapyten, dekens, fluweel enz. welke verscheidenheid afhangt van de keuse der wolle, en de manier, op welke zy gebruikt wordt. De vrouwen der Creolen en de Negerinnen, dit Katoen gesponnen hebbende, breien of weeven 'er koussen en mutsen van, die, inderdaad, weergaloos schoon, maar teffens duur zyn; want men betaalt voor een paar koussen van twaalf tot vyftien Hollandsche guldens; voor eene muts van twee tot acht guldens, en voor een paar handschoenen tot zeven guldens. De Indiaanen, of Inboorlingen van 't land, maaken van dit zelfde Katoen de bamacs, of hangmatten, welken zy aan de | |
[pagina 64]
| |
Blanken verkoopen, gelyk ik in het Hoofdstuk van hunnen Koophandel gezegd heb. |
|