Neuretitis
De man zat zachtjes te zingen. Hij had zijn linker been over zijn rechterknie geslagen en zwaaide daarmee zachtjes de maat. ‘Waarom,’ zong hij, ‘waarom, waarom? Liep jij die avond krom?’ Het was een eentonig geval, dat hij alleen in tekst varieerde. Af en toe maakte hij ervan: ‘Waarom, waarom, waarom? Lag hij die avond krom?’
Pas toen ik mijn krant weglegde, sprak hij tegen me. ‘Zeg,’ zei hij, ‘knaap. Ik mag je toch wel knaap noemen he? Dat heb ik nog van de lagere school. Wij hadden een onderwijzer die knaapte nog. Knapen en meisjes, zei hij elke morgen. En daarna las hij uit de Bijbel. Een gevoelig hoofdstukje. Dan zei hij: knapen en meisjes, vouwt nu de handen. En dan werd er gebeden. Of er vandaag zegen op ons werk mocht rusten. Ja. Mooie makkes. Ik leerde die lesjes nooit. Dus je zat 'm al te rijen. En dan die man met dat knapengebedje er overheen. Je krijgt voor je beurt een twee of een drie en dan met zegen er overheen. Ik heb wat geleden, toen.’
Hij begon met lange armgebaren het haar dat van zijn hoofd afgleed weer naar boven te duwen.
‘Dat is mijn ellende,’ ging hij verder. ‘Ik heb nooit hersens gehad. Ik begrijp nergens ene pest van. Wat ik in mijn hoofd heb? Zaagsel kan het niet zijn, daarvoor heb ik teveel koppijn. Ik weet het niet hoor. Ik hoop vaak dat het iets lekkers is. Appelmoes. Of snert. In ieder geval is het vloeibaar, want op het moment dat ik denk dat ik iets begrijp, lopen de gaatjes vol.’
Hij zuchtte en neuriede tegelijk.
‘Nou goed,’ ging hij verder, ‘zo erg is het ook weer niet, als je hersens niet werken. De hele maatschappij is vergeven van baantjes waar je niet bij hoeft te denken. Een broer