schreven, waarin zijn hotel de ‘troon van de zon’ genoemd wordt.
De jongste gasten, vreemde eenden in de bijt, ziet men overdag en 's avonds nooit. Zij komen alleen om te eten en keren dan weer naar hun kamer terug. Terecht, ze zijn op huwelijksreis en hebben het verkeerde hotel aangeschreven. Hij is redelijk knap, slank, en draagt als hij tenminste beneden is, een lichtgewicht blauw pak. Zij is klein en mager, maar met dikke wangen, slordig piekhaar en een grote bril met bruin montuur.
Ze hebben de kamer naast ons en tijdens de maaltijd dus ook de tafel naast ons. De eerste avond haastten ze zich tijdens het dessert en keken veel op hun horloge. Het had niets met de lusten van het wittebrood te maken: de volgende avond precies om tien uur werd het raadsel opgelost. Telefoon. Het meisje nam de hoorn en het gesprek was ook door de muur eenvoudig te volgen, want Italianen praten telefonisch ook hard. ‘Ja, mama, fijn mama. Het is nog steeds slecht weer, mama. Niet naar het strand mama. Uitstapje naar Amalfi. Ja mama. Dag mama.’
Daarna mocht hij: ‘Goedenavond signora. Ja signora, jammer van het weer. Naar Amalfi geweest. Ja signora, we rijden voorzichtig. Dag signora goedennacht signora.’
De volgende avond om tien uur belde signora weer, en terwijl wij gehoord hadden wat je samen allemaal van een siësta kunt maken bleken ze naar Paestum geweest te zijn om de oude tempels te bekijken. Ach, wat maakt het uit, waar je de eredienst pleegt. Jammer dat signora roet in het eten wierp door de volgende avond, toen hij aan de beurt was en bevestigde hoe leuk het in Pompeï geweest was, iets uit te roepen in de geest van: ‘Nou, ik zie het wel op de kiekjes.’ Want hij zei na enige aarzeling, krachtig: ‘We hebben geen kiekjes gemaakt signora.’ Er volgde een pauze toen zei hij: ‘Signora, ach wat is dat toch jammer, maar het fototoestel is gevallen.’