dendaagse arbeiders in huizen van de vorige eeuw laten wonen.’ Heb je wel eens een ouwe vrouw naar Noord gereden? Nou ik wel. Die moest naar haar zuster. Derde etage in een flatgebouw. Ik heb een kwartier naar een lift gezocht. En daarna ben ik met dat ouwe mens op mijn nek drie trappen opgesjouwd. En toen ik ze boven had, toen zei d'r zuster: ‘Doet u mij het genoegen haar ook weer te komen halen, anders krijg ik haar nooit meer het huis uit’.'
Hij schakelde somber en vervolgde: ‘Ja jongen. In Amsterdam ligt de humor op straat. Vannacht om twee uur raapte ik nog een vent van het trottoir op. Die lachte zich het apelazerus. Die was over de humor gevallen. Ik dacht eerst dat hij bezopen was, maar dat worden de mensen hier niet meer. Of je drinkt van ellende en dan ben je om vier uur al zo beroet als een kachelpijp, of je wordt niet meer dronken. Zo is dat toch?
Ik had laatst een vent, zo'n mooie weet je wel. Met een nauwe broek, een pleeborstel op zijn hoofd en zo'n chimpanseebrilletje. Hij zei: “Chauffeur, ik ben een beetje aangeschoten, mag ik in de achterbak liggen?” Ik zeg, als je van tevoren betaalt mag je liggen zoals je wilt. Ik heb 'm als stukgoed afgeleverd.
Ja, jongen. Amsterdam dat is mijn stad, je maakt nog 's wat mee. Vorige week had ik nog een artiest in de wagen. Eerst dacht ik, leuk hem in de wagen te hebben, want we hebben thuis zijn langspeelplaat. Maar toen hij weg was, dacht ik: als ik eerder geweten had dat hij z'n eigen nooit waste had ik nooit die langspeelplaat gekocht.
Niet dat ik discrimineer. Totaal niet, ik haal ze ook op bij die homosoos. Maar laatst had ik er een die was zo verwijfd dat ik dacht: ik zeg maar niks, anders slaat-ie met zijn handtasje.
Dat is Amsterdam. Maar dan komt er een en die wil de Kinkerbuurt omdonderen en dan mag het niet. Ik heb er