Rot voor die man, maar voor mij maakt 't de stad tóch leefbaar. Mijn zoontje heb die man een briefje geschreven, dat moest-ie van de juffrouw op school. En ik heb voor die man drie bananen afgegeven aan het Gasthuis. 't Is rot voor die man, maar het geeft je de mogelijkheid effe met hem mee te leven. Jazeker, die stad is voor mij nog wel leefbaar.’
We waren weer wat verder gekomen en stonden nu bij het Koningsplein voor het stoplicht. ‘Kijk nou 's,’ zei de chauffeur. Aan de overkant op het trottoir stond een groep toeristen voor etalages te kijken. Mannen met petten op en plastickeepjes waaronderuit witte zomerpantalons. Om hun nek camera's en cameratassen. De vrouwen droegen paraplu's in de hand en hoofddoekjes om het hoofd. Een paar liepen op tennisschoenen. ‘Amerikanen of Engelsen,’ zei de chauffeur, een beetje schamper. ‘Lelijk, als de nacht. Moet je dát wijf zien: een beschimmelde maïskolf op spillepootjes. En die daar, met d'r schouders direct boven d'r billen. Ik vraag me vaak af hoe ze ze daar zo gemaakt krijgen.
En ik zeg niet zomaar wat, ik wéét waar ik over praat. Ik sta vlak bij die grote hotels. Hilton, Americain. En bij het Museum. En als je ziet wat dáár aan ongeregeld naar buiten komt stappen. Soms denk ik wel dat ze daar aan de overkant gezegd hebben: vort, jullie, nou een tijdje naar het buitenland, want we kunnen je nou niet meer zien. Of misschien zijn ze allemaal zo. Misschien verkijken we ons op die Amerikanen en hebben ze een heel klein kwekerijtje voor de film, en is de rest allemaal vochtig behang.
Ik weet 't niet hoor. Als je hier een Nederlandse vrouw in de wagen krijgt van een jaar of veertig, dan wil ik daar best nog eens in bijten. En bij de Duitse heb je dat ook nog wel 's. Dan moet je langzaam remmen, want als je doortrapt liggen d'r borsten in je nek.
Maar die Amerikaanse en Engelse... je kan net zo goed een prop pakpapier vervoeren. Van de reclame weet je dat