‘Zo,’ zei de kastelein, op dezelfde treurige toon, waarvan hij zich de hele middag al bediende, ‘hoogzomer is het. Hoogzomer. Er staat tweeduuzend liter pils in de kelder. En u wilt warme chocola.’
‘Ja,’ zei de vrouw snel. ‘Dat heeft mijn man altijd als we een boswandeling gemaakt hebben. Trek in warme chocola. Of 't nou zomer of winter is. Er zijn nogal wat uitspanningen waar ze wél chocola warm willen maken.’
‘Dit is geen uitspanning,’ zei de kastelein moe. ‘Dit is een café. Maar ik zou natuurlijk best warme chocola kunnen maken. Als ik er zin in had. Maar ik heb er toevallig helemaal geen zin in. Na een wandeling is een cognacje ook lekker.’
‘Nee,’ zei de vrouw, ‘als u geen warme chocola wil maken, dan maar een ranja. Voor mij en voor hem. Jij wil dan toch ook ranja, Wim? Zeg het dan maar.’
‘Dan maar een ranja,’ zei de man.
De kastelein liet twee flesjes in twee glazen leeglopen. ‘Kan ik het direct aan uw man overhandigen, of is het beter dat ik het via u overreik?’ informeerde hij.
De vrouw glimlachte nerveus. ‘Ik begrijp u wel,’ zei ze, ‘maar mijn man heeft dikwijls moeilijkheden in zijn communicatie. Maar ik ben helemaal met zijn gedachtenleven vergroeid, dus ik kan ook het woord voor hem doen.’
‘Moet-ie er een rietje bij?’ vroeg de kastelein.
‘Nou ja,’ zei ze, een klein beetje verontwaardigd, ‘dat weet ik natuurlijk niet. Dat moet ik vragen. Wil je d'r een rietje bij, Wim?’
De man schudde nors het hoofd. ‘Hij wil geen rietje,’ zei de vrouw. ‘Dat had ik wel gedacht, hoor, maar ik vroeg het toch maar even.’
Ze dronk van haar limonade en ging verder, in een onbegonnen poging de kastelein intermenselijk te bereiken: ‘Mijn man uit zich zelf soms zeer moeilijk,’ zei ze. ‘Het zit er wel in, maar hij heeft geen manier om het naar buiten te