heb ik daar lopen uitdruipen. Daarna rijsttafel, wat ik best mooi eten vind. Jammer dat ik er de hik van kreeg.
Toen naar de bioscoop. Een detectivefilm, ik zou je niet meer kunnen vertellen waar 't over ging, want na twintig minuten was ik de draad volledig kwijt. Ik heb me eigen op m'n rechtervoet zitten stampen om niet in slaap te vallen, want als ik de behandeling geef geef ik hem goed. Afzakkertje genomen bij Moderne, en toen naar huis.’
‘Mooi werk,’ zei de barman, ‘je lijkt wel een jonge jongen.’
‘En dat was de helft nog maar,’ zei Sim, met een klein lachje. ‘De volgende ochtend heb ik haar op de fiets gezet om koffie te gaan drinken in Ouwerkerk. Aardige tocht, maar het duurde wel lang want zij moet er op elk kruispunt even af. Dan krijgt ze de bibber omdat ze niet weet wie of wat voorrang heeft. Ik rij zachtjes door, ik laat 'r maar bedoen. Als je in zo'n proces ingrijpt is het meteen donderen geblazen.
's Middags ben ik naar het Stadion geweest, maar daarna meteen naar huis en naar Moderne, theedrinken. En 's avonds naar Jan, m'n broer, om 's bij te praten, daar was ik ook in een jaar niet geweest. We hebben ook nog een kaartje gelegd, maar niet lang, want Jan kan niet tegen zijn verlies. En hij kan niet kaarten.
En weet je wat het gekke was: ik heb me dat hele weekend verrekt goed geamuseerd. Erna niet, die zei: dat is eens maar nooit weer. Dat begrijp ik ook wel, van die fietstocht hingen de vellen langs haar benen. En ze kan mijn broer wel vreten. Dus ze zegt: je gaat de volgende keer maar alleen. Ik zeg: doe niet zo lullig, je went aan alles. Maar ze wou er niks meer over horen.’
Hij knikte om nog een pils.
‘Ik heb vanmiddag met die dokter gebeld. Ik heb gezegd: je moet nog maar eens met haar praten, ik geloof niet dat ik in m'n eentje haar nog het huis uitkrijg.’