Hij wees gebiedend naar een stoel en ik ging op het puntje zitten. Hij bestelde een borreltje, voor mij en voor zich zelf.
‘Goed, kijk,’ zei hij, ‘dat kan je als aap niet doen. Een aap kent niet het genot van de jenever. Hij kan uit zijn eigen al aan zijn staart gaan hangen, dus waarom zal die er eerst voor zuipen? Een enkele orang oetan in Artis, die zou nog wel 's aan de drank kunnen komen, maar dan omdat-ie paren moet met zo'n harige apin uit Blijdorp. Daar zou ik ook voor passen. Nee, geen drank voor een aap. Maar voor de rest bén ik er al een. Als ik de deur uitga zegt mijn vrouw: heb je wat te knabbelen? Daar ben je 68 voor geworden. Ja, die is ook bang dat ik onderweg een sigaar ga kopen, dus die legt hele voorraden aan. Studentenhaver. Knabbelsticks. Opgedroogde frieten. Weet ik veel. Soms denk ik waarachtig was ik maar een aap. Dan had ik geen moeite met uit deze stoel te komen. Effe afzetten met je staart. Dat is fantasie, dat weet ik. Maar ik heb me hele leven gefantaseerd. Anders kon ik nooit in slaap komen. Ik herinner me van lang weg, dat was nog in Vossemeer, daar sliepen we nog in een bedstee. En dan ging ik in bed liggen en ik dacht dat ik cowboy was. Ik stapte die bedstee uit en ik ree weg. Gewoon maar rijden. Tot je sliep.
Dan word je ouder en op een avond denk je, terwijl je ligt te rijden: waar ga ik eigenlijk heen? Dat was logisch, je kwam op een leeftijd dat je aan wijven dacht. Dus reed ik naar de wijven. Niet naar de hoeren, daar had je in Vossemeer geen weet van. Je had in dat dorp nergens weet van. Ik herinner me de oploop toen iemand ontdekte dat je ook achteruit kon lopen.
Afijn, ik lag in die bedstee, en maar bedenken naar welke meid ik nou's zou willen rijden. En ondertussen maar hobbelen op die knol, met één vinger in je riem, en ondertussen maar denken welke meid van dat dorp onder een cowboyhoed paste. En dan dacht je op 't laatst: laat ik die of