Sigaartje
Ik stond aan de bar, naast een kleine man. Hij had wit haar, dat glad gekamd over zijn hoofd lag. Hij had een zachte stem. We hadden wat zinnetjes gewisseld over het weer, de intensiteit van de winter en de kwaliteit van de genever in het algemeen, en nu op dit moment nu hij erin viel.
En in de gesprekspauze die intrad begon hij vriendelijk te glimlachen, haalde langzaam een blikken doosje uit de binnenzak van de jas te voorschijn en zei: ‘Mag ik u misschien een bijzonder fijn manilla-sigaartje offreren?’
‘Graag.’
‘Manilla-sigaartjes,’ ging hij verder, ‘zijn meestal nogal vast, zodat u flink moet trekken. Maar deze zijn zo dun dat ze voortreffelijk wegroken. De smaak is pittig en de as blijft zuiver wit.’
Terwijl hij mij vuur gaf glimlachte hij nadrukkelijk. ‘Ik heb al die tijd geweten wat u van mij dacht,’ zei hij. ‘U dacht: dat is gewoon een klein mannetje, verder niks. Maar daar kom ik ineens met deze buitengewone sigaartjes op de proppen. Dat heeft uw gedachten al een beetje veranderd, is het niet? Ik mag dan een klein mannetje zijn, maar ik draag toch iets bij me dat getuigt van bijzondere smaak. Wel, laat ik u dan een geheimpje verklappen: u hebt gelijk, en dat is ook de enige reden dat ik deze manilla-sigaartjes bij me heb. Anders is het toch zonde om deze kleinoden hier in de kroeg te staan wegpaffen. Deze sigaartjes krijgen hun echte vorm pas als je ze na de maaltijd rookt, liefst bij een glaasje cognac. Ik heb diverse mensen, die nog nooit gerookt hadden, ertoe kunnen brengen om bij hun cognac een van deze sigaartjes op te steken. En onveranderlijk met het beoogde resultaat: ze kochten deze sigaartjes omdat het hun het savoureren van hun cognac veraangenaamde.