Nou, toen kwam eerst Dries de kastelein er effe doorheen. Die zegt: ‘Da's een goeie. Jij een arbeider! Man, jij heb je hele leven nog nooit gewerkt.’ Ik zeg: ‘Jazeker, maar daarom ben ik nog wel links. Bij al die rechtse rijke stinkerds zijn er ook zat die nooit werken.’ Ja, die dacht mij te kunnen vangen op kennis van de maatschappij. Dan moeten ze vroeger uit d'r nest. Zo is dat toch. Ze hebben mij toch nog nooit gevangen. He?
Toen kwam die baard weer. Hij zegt: ‘D'r is nog een eenvoudige manier om d'r achter te komen. Zeg jij ertensoep, of zeg jij snert?’ Nou, dat was natuurlijk linke soep. Want in 't Volkseethuis bij voorbeeld heet 't ertensoep. En 't zou al zeer raar moeten lopen als 't Volkseethuis niet links was. Ja, zo is dat toch. Maar snert is natuurlijk een beetje een vies woord. Maar goed, ik gok, dus ik zeg ertensoep. ‘Juist,’ zegt die behaarde aap, ‘dan ben je rechts’.
Nou, ik had die goser toch een opdonder willen geven, maar ja, hij was zoveel jonger dan ik, dus ik liet dat lopen. Ik zeg: ‘Kom nou, luizenbos, wie maakt dat eigenlijk uit?’ Toen zegt-ie: ‘Ik! Jij bent rechts omdat je biertje zegt en omdat je ertensoep zegt en omdat je discrimineert op baarden, en bovendien omdat je d'r direct op wil rammen als je 't ergens niet mee eens ben.’
Ik zeg, man, toe, ga weg met je gezeik. Wat is dat nou? Omdat ik een paar grapjes maak over dat struikgewas aan je kin heet dat ineens discriminatie. Hoe kan dat nou? Je bent toch geen neger? Ik zeg toch helemaal niet dat je een rottige vieze plok haar aan je kin heb hangen? Ik zeg toch niet dat je daar een bos stro heb omdat je geen kin heb omdat je eten zonder meer naar binnenvalt? Dat hoor je mij toch niet zeggen? Niet? Als ik zou zeggen dat de luizen in je baard allang dood zijn door 't snot van de hele winter, dan had je gelijk, dan zou ik me discriminerend opstellen. Zo is dat.
En als ik je nog één keer hoor zeggen dat ik rechts ben