mens bekijkt vraagt je je toch af hoe die alles goed houdt.
Beter je blaas trouwens dan je hersens. Ik zei gisteravond nog, ik drink ook maar een pilsje voor jou, Bep. Ze heet Zus, maar dat heb ik nooit willen zeggen.
Dus hou ik hier vakantie in de stad. Pilsje hier, pilsje daar, wat wil je. Anders gaan we naar Tessel en daar is het precies hetzelfde, pilsje hier, pilsje daar. Want me vrouw en me dochter gaan elke dag naar 't strand. Die kunnen dat, van 's ochtends acht tot 's avonds acht in de zon liggen. Ze bruinen ook sterk op, 't zijn net twee croquetten.’ Hij stootte een kort lachje uit: ‘Vleescroquetten. Want ze zitten goed in mekaar, allebei. Ik zeg 't zelf, maar ik heb er ook weet van. Als je dat hebt mogen meemaken dan ben je van zo'n blaas niet meer ondersteboven.’
Hij veegde zijn hand langs zijn hoofd en schudde het overtollige water nijdig naar het trottoir.
‘Zo'n strand, dat vind ik toch een gekkenwerk. Voordat ik er ben, zweet ik al als een os die 't nog niet weet. En dan sta je daar op één been je onderbroek van je reet te plukken. Mij niet gezien.
Trouwens, wat zou ik moeten op dat strand. Me dochter ligt er alleen, nou Bep met de blaas zit. Ik kan op mijn leeftijd toch niet meer naast mijn dochter gaan liggen. Als je nagaat wat bij haar allemaal bruin is geworden dan lig ik daar als een ouwe snoeper naast. Je kan toch geen schutting boven je hoofd optrekken met daarop: 't is me dochter.
Nee, laat mij hier maar zitten. - Wil je een pils?’
‘Graag,’ zei ik.
‘Ga 't dan maar halen en breng er voor mij ook een mee. Een schrale; zeg maar dat 't voor Teun is. Je kan 't hier 't best zelf gaan halen, want als je die dikke helemaal naar buiten laat komen staat er een vinger zweet op.’
Toen ik weer terugkwam met de glazen had hij de ogen gesloten.
‘Gek hoor,’ zei hij, toen de rust weer was weergekeerd.