ruimte. Wat doet Zout? Hij laat het mes naar twee kanten snijden: hij bouwt bungalows en verhuurt ze. Goochem, wat?
Maar nou dat verhaal. Dat ging over een scheiding die maar bleef slepen. Dan wou zij niet meer, dan hij niet meer, dan zij weer wel, etc. Na vijf maanden krijgt Zout de pest in, hij belt op dat hij zich terugtrekt. Ik doe die scheiding niet meer, zegt hij. Zegt die vent aan de andere kant: dat is prachtig, want die scheiding gaat toch niet door. Maar ik heb je nog wel nodig, ik heb 'r zojuist vergiftigd.’
Als om de dramatiek te onderstrepen viel de man met de baard in de hoek langzaam van zijn stoel. Terwijl hij omlaag gleed zag je hem verschrikt wakker worden. Zijn tafeltje wankelde even en viel toen ook, mét brandewijntje met suiker.
‘Ken je die oude?’ vroeg Lange Jan. Ik zei van nee.
‘Dat is een aardige baas,’ zei Lange Jan, ‘maar je moet uit zijn buurt blijven, want je komt niet meer van hem af. Het is net een klit op je rug. Als je op stap bent en hij gaat met je mee, is 't net een hansaplastje tussen je tenen, 't is vervelend en je blijft 't voelen.
Hij kan ook niet goed tegen drank, want na drie brandewijntjes worden zijn benen van rubber. En hij drinkt er altijd vier. Om mee te praten gaat best, hij heeft mooie verhalen, want hij heeft meer vrouwen dan geld gehad. Maar als zijn benen van rubber worden, berg je dan. Dan zegt-ie: breng me even naar huis. Dan kan je hem meteen drie kilometer gaan vervoeren, want hij woont een end achter de Wibautstraat. En daar hebben ze erop gerekend, want er staat een veldbed achter de deur, in de hal.
Ik heb altijd dat soort dingen. Toen ik nog met de bakfiets reed, moest ik een keer wat bezorgen bij een oud