Wir Holländer mussen wohl. Als je geen Duits spreekt vraagt niemand je meer de weg.
Die Holländer sind ja ausserordentlich freundliche Leute.
Dat zijn wij vanzelf tegen buitenlanders en überhaupt tegen Duitsers. Als ik in de stad zo'n stelletje Duitsers zie, bij een patat-tent friet zu fressen, dan zeg ik altijd: er zijn er nog een hoop te vergeven.
Ich glaube, ich liebe die Holländer sehr.
Nou, wij zijn op onze beurt langzaamaan weer gek op Duitsers. Goed, er loopt af en toe een juwelendief tussen door, maar de rest... sólch.
Mein Mann kennt Nederland auch sehr gut.
Jawohl, ich war einige Jahre in Holland.
Juist... o ja, juist... ja, dat was zeker misschien wel in de jaren dertig.
Es war eine gute Zeit. Leider gab es nur wenig zu essen.
Ja, die crisistijd! Dass wilde wass. Daar hebben wij ook veel weet van gehad, dat was heel slim. Wij hadden toen Colijn. En jullie hadden toen, kom hoe heetie ook alweer?
O ja, nu herinner ik het me weer.
Er war ein guter Leiter. Hatte gute Gedanken. Kennen Sie die Autobahn? Kennen Sie den Volkswagen? Das war alles seine Idee! Es war eine gute Zeit. Ich war damals in der sd.
sd. Sie meinen wellicht... dat was zeker een sportclub. sd. Sportclub Düsseldorf?
Nein Mensch, die Sicherheitsdienst.
Ach ja, laten we er maar niet meer over praten. Het is beroerd zo'n verleden te hebben. Maar ja, u deed ten slotte uw pflicht.