Ja, zegt die oom, mijn vader heeft nog 's voor een record gezorgd. Op een middag toen ze niet werkten vanwege vorstverlet heeft-ie met drie kameraden, in een kroeg, tussen drie en vijf uur, 143 flessen bier soldaat gemaakt. Nou zegt die oom, die drie kameraden moesten met een handkar naar huis gebracht worden, maar opa niet, die nam er later bij zijn eten nog 's zes. Maar op een gegeven moment is die opa in een instituut opgesloten om hem van de drank af te helpen en nou is 'tie genezen. Aldus zegt die oom, die even later vertelt dat ze onlangs nog een feestje hadden en opa bleek helemaal van de drank, hij nam alleen twee pilsjes en daarna drie cognacjes. Het laatste cognacje goot hij in éne in zijn mond en hield dat daar; daarna liep hij zo gauw hij kon naar het tehuis en pas in bed slikte hij het dan door.
Afijn, u begrijpt, dat beviel mij niks. Die oom trouwens ook niet, die stonk, alleen door die bloemen was het uit te houden.
Na rijp beraad met me eigen kom ik tot de conclusie dat ik met mijn zoon 's moet praten. Ik zeg: ik moet jou 's even toespreken. Hij zegt, dat treft, ik jou ook.
Wij gaan zitten en ik zeg: ga jij eerst maar. En dat had ik niet moeten doen. Want hij vertelt, helemaal stotterend en een beetje in zijn rats, dat hij moet trouwen. Met dat sjalotje. Nou, op zo'n moment kan je als vader niet boos zijn, je zegt opbeurende dingen en zo. Maar in mijn hart had ik toch zo gloeiend de schurft in dat ik niet eerst had gepraat. Wie weet, hoe lang het nóú nog kan duren, voor ik tegen hem kan vertellen hoe grandioos ik de pest aan zijn nieuwe familie heb.’
Het meisje aan de overkant had genoeg van in het water kijken. Ze liep langzaam de brug af, het rode lint wapperend in de wind. ‘Kijk nou,’ zei de man, ‘als mijn