Tennis
De man klopte op zijn buik alsof het een paardenek was. ‘Die ben ik aan het wegwerken,’ zei hij, ‘met een afbraakdieet. Geen boter, geen suiker, zwarte koffie, mager vlees. U kent het recept. Geen drank, hoogstens een enkele keer een lichte bordeaux en slechts bij uitzondering een whisky.’ Hij hield het glas (whisky) tegen het licht en iedereen deelde in zijn geluk.
‘Ik bezoek ook zelden recepties,’ ging de man verder, ‘nú althans. Ik wil niet in verzoeking komen. Eerst moet de buik weg.’
‘Helpt sport niks?’ vroeg een gretig mevrouwtje. ‘Oefeningen bij het opstaan en naar bed gaan?’
‘Nee mevrouw, voor sport ben ik niet in de wieg gelegd. Mijn lichaam wil niet,’ zei de man, alsof hij een lief kindje toesprak. ‘Met sport is het met mijn lichaam net als bij die man die zo slecht in tennis was.
Elke keer als die man een slag miste zei hij tegen zijn partner: ik wéét wel hoe het moet. Als er een tennisbal aankomt, zie ik die met mijn ogen. Mijn ogen geven het door aan mijn hersenen: er komt een bal aan. En dan geven mijn hersenen een commando aan mijn lichaam: Ren naar voren. Hef je racket. Sla de bal over het net en kom weer terug in uitgangspositie. En dan antwoord mijn lichaam: wíé? - ikke?’