uit, dat wel. Maar ze heeft een week naar modder geroken. Als ik naar bed ging was 't net of ik in een laag kroos stapte.’
Het rustige gesprek werd opgebroken door enig rumoer. Een oudere dame, met een hoedachtige theemuts op, begon kijverig verwijten te uiten aan het adres van een eveneens oudere dame die een zitplaats had en beschermend deed over een jongetje van een jaar of twaalf, dat naast haar voor het raam zat en met een rode kleur strak naar buiten keek.
‘Nee niks,’ zei de zittende vrouw luid, ‘Freekje heeft water in zijn knie. Daar kan hij niet op staan. Ik heb het zelf tegen de conniteur gezegd en toen heeft de conniteur gezegd: jongen, zoek jij maar een lekker plaatsje! Nou dan? Zal zo'n conniteur de regels niet kennen?
Zeker kent die de regels, die mot-ie leren: doorlopen naar voren, niet met friethanden aan de stangen komen, zitplaats afstaan aan ouderen en gebrekkigen. Maar als zo'n conniteur tegen hem zegt: zoek jij maar een lekker plaatsje, dan betekent dat, dat hij onder de regels valt.’
En tegen de jongen zei ze: ‘Blijf maar gewoon zitten, hoor Freek. 't Is toch nog wel niet zo dat je gedragen moet worden, maar het doet toch behoorlijk pijn, he?’ Daarop begon ze strijdlustig om zich heen te kijken.
De kleine man naast mij zei tegen zijn partner: ‘Ken je die van die oude man die in een tram aan een vrouw zijn plaats aanbiedt? Zegt de vrouw: “Laat u maar, ik moet er de volgende halte ook uit”.’ Ik voelde dat hij er zelf een beetje sproeierig om lachte.
De vrouw met de theemuts had de directe aanval opgegeven en begon met omsingelingsbewegingen. Tegen de mensen naast haar zei ze, ook luid: ‘Dat je met je vette lijf zelf wil zitten, kan ik me voorstellen, maar dat je zo'n jongetje dwingt, dat is erg.’