Een erg droeve man
Dit is een allerdroevigst verhaal, dat u beter niet kunt lezen als u gauw somber wordt. Ik zat op een avond laat in een stil cafeetje aan de bar, tussen zwijgende of zacht pratende mannen. Die naast mij droeg een zwarte alpinopet, met witte vlekken, als vertoefde hij regelmatig onder de meeuwen.
Het meest vielen mij echter de tranen in zijn ogen op. Eerst zocht ik de oorzaak in het glas, maar toen ze over zijn gelooide wangen gingen lopen, werd dat anders. ‘Heeft u het moeilijk?’ vroeg ik voorzichtig, want je weet nooit wat je aanhaalt: er bestaan nog diakenhuismannetjes!
‘Let niet op mijn, jongen,’ zei hij, terwijl zijn hand zich om mijn elleboog vouwde, ‘ik ben een sentimentele ouwe gek. De tranen zitten bij mij zo los als geitekeutels.’
Hij veegde met zijn hand over zijn ogen en keek mij wenend aan. Er welde een soort snik in zijn keel, toen hij zei: ‘En weet je waar ik nou aan dacht? Aan de verjaarskalender die vroeger bij ons op de plee hing. Daar stonden lammetjes op, en vergeetmenietjes, en groen gras en een pakje boter. Rein als de natuur, stond eronder. Als ik aan zo iets terugdenk, ga ik vanzelf grienen. Met de herinneringen komt een brok in mijn keel en die zwelt alsof-ie gepoft wordt en perst de tranen uit mijn ogen.’
Hij draaide even het hoofd af, alsof smart hem overmande.
‘Niet alleen bij die kalender heb ik dat, natuurlijk. Bij de Koningin heb ik het ook vaak als ze op de televisie is. En bij plechtigheden als men ineens mooi gaat zingen