Je kan er donder op zegge dat Piet gister heb staan wasse.
Piet kon niet anders, natuurlijk, één rol mensing méér en de hele groep was hasjewijne geweest.
Het was duidelijk spetteren. Van Duin heb zelfs gewasse. Dat mens van Grootendorst is speciaal in de goot komme kijke.
Tuurlijk. Dat kreng doet mij altijd denken aan een oud schaap op een knaapje.
Beweging in de menigte en doorgegeven glazen druipend bier verschoven mij zodat ik tegen de borst aangeklemd raakte van een lacherige man in een doornat, blauw jek. Als hij lachte bleek dat hij geen tanden had, maar wel veel helrood tandvlees. Een tandvleeslacher, als dat u wat zegt. Hij bood mij iets te drinken aan.
‘Ik leg nou de komende vijf maanden weer vast in de ziektewet,’ zei hij, ‘met een mooie uitkering, f 133, - in de week. Doe mij dat 's na.’
Ik keek in mijn glas omdat ik aanvoelde dat het kijken in zijn geruïneerde mond niet tot de goede manieren behoorde. ‘Ik heb nou zeker anderhalf jaar niet gewerkt,’ zei hij, ‘maar in 't begin begon ik steeds met wat kleins. Been in het gips! - dat red je voor hoogstens negen weken. Dan een verzwikte pols, drie weken. Allemaal van die kleine dingen. Ander been in het gips, twee maanden. Zo ben ik maar doorgekwakkeld. Maar de laatste tijd kreeg ik het gevoel dat ik voor iets groters was voorbestemd.
Iets aan je rug, dacht ik, dat is pas riskant. Dus ik heb het op het heupbeen gegooid.
Misschien een beetje al te krachtdadig, want ik schrok me rot toen er foto's van gemaakt moesten worden. Maar het viel uitstekend. Vanaf morgen moet ik voor drie weken in een gipse gordel en daarna ben ik voor