zaten te roepen van Felix, kom terug. Maar Felix, die oom, die wou helemaal niet terug, hij wou Ria zelfs kussen, maar hij begon met zijn volle hand in de boontjes te zetten. En hij had zó'n kegel dat de kaars op tafel uitwoei.
Dus ik stond op en ik riep naar hunnie: “Zeg, kunt u deze meneer misschien even terughalen?”
Nou wil ik achteraf best toegeven dat wij zijn vader misschien verkeerd hebben verstaan, hoor, maar op dat moment horen wij hem roepen: “Nee! Wim moet van haar niets meer hebben.”
Ria wordt gelijk wild en wil opstaan, maar die oom denkt dat het voor hem is en gaat gelijk om haar nek hangen. Die vader dekte zich achter zijn stoel want die zag dat ik de flensjes al in me hand had, want ten slotte waren zij in de meerderheid.’ ‘Huppekeetje,’ zei Rupert.
‘Maar het liep goed af, want op dat moment waren de obers er al bij, en de eigenaar ook en oom werd uit de boontjes gehaald. Ria had natuurlijk het laatste woord want wij gingen weg. Dat roomkannetje dat zat een beetje te grienen en Ria roept: ‘dat-ie je leven bederft, daar wen je wel aan, maar je eetlust...!’