alleen maar Engels spreek, behalve ja. Maar dat geeft niks, want in Amsterdam spreekt iedereen Engels. En trouwens, hóé ik ook de weg vraag, ik kom altijd op het Rembrandtsplein uit, en dat kan me niks schelen want ik heb geld genoeg.
Kijk, Amsterdam is een stad waar je wat stuk kan slaan, zonder dat iemand er iets van zegt. Ik heb maar één bezwaar: het stinkt er de hele dag. Ik wil u niet beledigen of uw eten bederven, maar vanaf de dag dat ik hier ben wantrouw ik mijn snor. Ik heb 'm gewassen en gestoomd en geparfumeerd en ik wéét dat het mijn snor niet kán zijn, maar ik kan er niks aan doen, ik wantrouw 'm.
Maar daar gaat het niet om. Het beroerde is dat ik de gewoonte heb om vreemde mensen lastig te vallen om over mijn vrouw te spreken. Kijk, ik heb geld omdat mijn vrouw het heeft. Die heeft een enorme stoot grond geërfd, nou, dat is in één dag nauwelijks te berijden, vooral omdat er geen wegen zijn. Als ik alles wou zien, dan moest ik de helikop nemen. En dan kon ik nog kiezen welke helikop ik nou 's wou nemen.
Nou, voor die grond heb ik me rot gewerkt. Ik heb er stenen uitgehaald waar je een olifant mee kon doodgooien. Ik heb er een hele berg weggehaald omdat ik tóch dynamiet gekocht had.
Maar een vrouw kijkt daar niet naar. Voor haar was die grond als voor een ander behang: het zit er, maar je ziet het niet. Daar kregen we de ruzie over. Zij zei: het is mijn grond en als ik wil, kijk ik er niet naar. En ik zei: het is jouw grond, dus kijk ernaar.
Ik ben weggegaan toen zij een weekend naar Johannesburg was. Ik heb zes uur gewerkt en grond in alle kasten gegooid. Toen heb ik alle borden op tafel gezet en met grond gevuld. Haar koffers en schoenen heb ik met