moet doen omdat ik een aardig riedeltje op de piano kan weggeven. Je weet wel, mopje dat een mopje was, en 't groene dal en ozewiezewooze, en af en toe plotseling ophouden.
Nou wéét ik op welke vrouwen hij het 't meest voorzien heeft, en dus hou ik elke keer zó op dat hij er net naast grijpt. Op een gegeven moment krijgt hij dat door, allicht, en ik zie hem langzaam ziedend worden. Zo ging dat door totdat hij zich niet meer in kon houden. Hij brult, en hij heeft een muil als een knalpot, dat ik de boel verziek. Opzettelijk verziek.
Nou, toen was er ruzie. Mijn vrouw, ach man dat is toch een schatje eigenlijk, die zegt tegen mij: “Henk, word niet driftig, ga op de gang.” Want ze denkt dat dat helpt. Ik heb twee dochters met precies hetzelfde driftige bloed als ik, die hebben zeker vier jaar van hun leven op de gang gestaan. Maar toen zei mijn schoonzuster dat Sjors gelijk had. Als die aap niet naast haar had gestaan had ik haar een lel gegeven.
Ik zei: jij heb altijd wat tegen me gehad. Nee, zegt ze, ik heb nog nooit wat tegen je gehad. Ik stond naast het dressoir, ik pak de theepot eraf en zwiep 'm, rats, tegen het behang. De theeblaren dropen van het plafond. Ik zeg: nou, dan heb je nou iets tegen me. Toen ben ik de deur uitgelopen. Je weet wel, zonder om te kijken en borst vooruit. Maar nou zit ik hier, zonder m'n jasje, zonder geld, zonder sigaret. En ik kan voor me fatsoen niet effe naar binnenlopen om ze te halen.’
Ik gaf hem een sigaret en leende hem een tientje voor een paar pilsjes. Je kunt iemands snipperdag toch niet bederven?