Stralingen
Hij had nogal luidruchtig gebiljart, besproeid met grote glazen bier, als je dat zo kunt omschrijven. Maar nu hij op zijn stoel zat, achter een tafeltje, tegen de wand, leek hij veel op een moede chimpansee, die zojuist door Tarzan was afgekeurd voor actieve dienst. Iemand bood hem een sigaar aan, maar die wuifde hij weg.
‘Roken, mensen, begin er niet aan. Dat is een bron van ellende en ziekte. En dat weten jullie, maar jullie geven het niet toe. Jullie smoken met je kop in het zand.
Niet alleen dat het een hoop geld kost, dat ook. Ik weet het. Vroeger stak ik sigaretten in mijn bek alsof ik de konijnen voerde. Als ik me een week niet waste zat de nicotine tot boven m'n elleboog. Dat gaat een tijdje goed. Dat heb ik zeker vijf jaar uitgehouden. Toen kwam de kuch.
Zo'n droge kuch. Daar helpt niks tegen. Je gaat er meer van drinken, maar hij blijft. Ik moest er 's nachts m'n dekens met punaises vastzetten, anders hoestte ik ze tegen de muur op.
Toen heb ik ho gezegd. Ik weet het nog als de dag van gisteren. Ik stond ergens in de lift en ik stond zo te kuchen dat de tranen over mijn gezicht liepen. Ik kon niet eens de deur vinden. Een oud wijfje heb me d'r uit geholpen. Toen heb ik ho gezegd. Keihard ho.
En nou maar bidden dat ik daar geen nadelige gevolgen van heb overgehouden. Een mens z'n long is net een dwarsfluit. Zodra d'r een gaatje in zit, komt er een piepje uit. En dan ben je weg.
Dat is geen nieuws wat ik zeg. Iedereen weet dat. Maar ze roken door! Ze denken: als ik het krijg, krijg ik