lijke sfeer zat. Goed, nou vandáág. Luister: “Wij stappen na het ontbijt, verkwikt door een goede nachtrust, in onze touringcar voor het maken van een grote rondrit, kris kras door deze schitterende wereldstad, langs alle bekende historische monumenten, maar ook langs de grote modehuizen en magnifieke pleinen, de boulevards met hun ongelooflijk druk verkeer, dat bijkans dag en nacht vijf tot zes rijen dik eroverheen raast.”
Nee jongens, 't is dat ik er te lui voor ben, anders zou ik toch wel een keer mee willen. De eerste keer in me leven dat Alie verkwikt uit d'r nest treedt. En dan Alie weer in de bus, weer met een pil tegen wagenziekte en maar blij kijken als het verkeer vijf tot zes rijen dik om haar heen knettert. Goed, laten we nou kijken wat ze morgen krijgt.’ Hij zwaaide dat er een rondje gegeven mocht worden, dus iedereen deed nieuwsgierig.
“Wij zijn tot de lunch vrij om op eigen gelegenheid iets te ondernemen - moet je net Alie hebben - inkopen te doen of een wandeling langs de eeuwenoude Seine met haar wereldbekende boekenstalletjes te maken.” Toen ze wegging zei ik nog: Alie, breng een wereldbekend eeuwenoud boekje voor me mee. “Na de lunch gaan wij een prachtige rit maken naar Versailles - dat mens kan geen bus meer zien als ze ooit terugkomt - het lustoord van de vroegere Franse koningen, gebouwd in opdracht van ‘Le Roi Soleil’, de Zonnekoning, Lodewijk xiv.” Meer namen hadden ze zo gauw niet bij de hand.
Zijn we nou al op de helft? Jazeker, vrienden. De vierde dag: “'s Middags brengen wij een bezoek aan de beroemde Eiffeltoren, ‘La veuve de Paris’, zoals de Parijzenaars haar geestig noemen.” Als Alie dat begreep zou je haar d'r met geen stok op krijgen, maar ja, de gids zal wel niet geestig genoeg zijn om het uit te leggen.
“Daarna bezoeken wij nog de ‘Dome des Invalides’