Schrijver
‘Ik was vroeger een jongen waar de vrouwen op vielen, neem dat maar rustig van mij aan. Ik heb altijd een goed gebit gehad en dan hou je tot op hoge leeftijd een onverschrokken glimlach. En daar heb ik de meeste vrouwtjes mee gepakt.’
Hij kon best gelijk hebben. Hij had slordig grijs haar, was ongeschoren en had diepe rimpels. Maar op dat gebied kan alles. Hij dronk Bokma, van iedereen die het hem aanbood.
‘Ik heb mijn inwijding min of meer gehad van een Duitse doktersvrouw. In Djiboeti, in Somaliland. Die Duitse dokter kwam alleen thuis om zijn injectiespuit bij te laden die hij dan in de inboorlingen ging leegprikken. Dat kan niet, he, als je een bloedmooie vrouw hebt. Dat is tegennatuurlijk. Die vent was zo weinig thuis dat zij niet meer wist hoe ether rook.
Dat betekende natuurlijk niet dat die vrouw en ik geen voorzorgsmaatregelen moesten nemen. We deden het dan ook altijd in de wachtkamer. Als hij dan onverwacht zou thuiskomen dan kon ik meteen doorlopen naar de spreekkamer en zeggen dat ik vast aan het ontkleden was begonnen. Ja, jongens, dat waren tijden, daar bij die dokter. Drie keer daags, na het eten.
Ik zie jullie wel denken. Jullie denken: dat is zo'n ouwe doorzakker die verhalen staat te maken om een borreltje te krijgen. Nee, jongens, toen ik achttien was, heb ik toevallig een persoon met wie ik niet overweg kon een baksteen tussen de ogen geworpen. Niet al te opzettelijk, maar wel raak. Dus ik weg.
Ik heb duizenden avonturen meegemaakt. Ik heb