kunst. Ik zal 'm laten lopen tot de plooien uit zijn nek vallen.’
Hij sloeg een pagina van zijn krant om en begon hard en afgebeten te mompelen over dingen die hij las.
‘Overlegorgaan. Ook een behoorlijk goor woord. Dat nam je vroeger ook niet in je mond. Overlegorgaan. Ook net of je op je blote poten door de basterdsuiker stapt.’
De ober zette een kopje op een blaadje voor hem neer en zei: ‘Héte koffie, meneer!’
De man lachte kort: ‘Je dacht toch niet, dat ik mijn vinger erin zou steken? Voor ik mijn vinger in een bak koffie zou steken. Ha!’
Hij zette het mopperen voort: ‘Labbekak. Labbekak. Een Fries woord. Wat mee te doen, hoor maar. Waar leg ik de labbekak, Loes? Op het plankje in de keuken, Han. Wat mee te doen! Ik heb je voor het laatst gezien, daar bij de labbekak, daar bij de labbekak.’
Hij sloeg weer een pagina om en zei ineens gretig: ‘Fliptopper. Hm. Hm. De fliptopper staat in de flipstand.’ Hij begon een tijdje in zich zelf te lachen. ‘Breng met de vinger de fliptopper uit de flipstand en het schuim staat in je handpalmen.’
Er was ondertussen wat beweging geweest bij het buffet en nu begon de ober de tafeltjes langs te gaan. ‘Wilt u misschien wat bestellen op rekening van het huis meneer? De baas heeft zojuist een dochter gekregen.’
De man knorde: ‘Cognacje.’
En toen de ober weg was: ‘Dochter gekregen! De baas heeft een dochter gekregen. De baas heeft in de gaten gekregen dat hij wat doen moest om mensen in zijn zaak te krijgen.’
De cognac werd gebracht. ‘Zeg ober, je moet 's aan je baas vragen of ze goed gekeken hebben. Mijn broer wou