Er trad een forse, lacherige vrouw binnen, met frisrode konen. Ze zette een zwaarbeladen tas neer en ging naast haar man zitten, keek vriendelijk rond en zei: ‘Nou, 't is met die broekenklem niks geworden.’
De mededeling bleef enige tijd hangen. ‘Ja, ziet u, Bart, me man hier, die wou voor zijn Sinterklaas zo graag een broekenklem.
U moet weten, hij heeft er één gehad hoor, een mooie, maar die heeft hij in het hotel in Valkenburg laten hangen van de zomer. Hij heeft er nog om geschreven, maar ja, die was natuurlijk al lang door een ander ingepikt. Nou was Bart, hier,’ (ze knikte naar hem) ‘gek op die broekenklem, want die had ie van zijn vorige schoonmoeder. Vóór mij had hij nog een vrouw, die in een delicatessenzaak stond, maar dat is nooit wat geworden en het enige dat Bart eigenlijk nog had van die tijd was die broekenklem. Met bruin plastic erop. Die schoonmoeder heette mevrouw Put.
En sinds hij dat ding in Valkenburg had laten hangen, zegt Bart elke avond, als hij zijn broek uitheeft: “De broekenklem van mevrouw Put is pleite!” Uit verdriet en om mij te jennen begrijpt u wel.
Maar hier aan de overkant hadden ze alleen een houten broekenklem, Bart en de juffrouw wist niet eens hoe die open moest. Toen hebben we ieder aan een kant getrokken en toen brak hij in tweeën, en toen hadden ze er nóg één en toen kwam de chef en die brak dié weer.
U zult denken,’ ze richtte zich nu weer tot iedereen aan de bar, ‘wat heeft die Bart met die broekenklem, maar ja, ieder mens heeft zo zijn eigenaardigheden, zoals iedere pedaalemmer zijn eigen pedaaltje heeft.
Het zal u misschien verbazen, maar één van de dingen, die Bart het liefste doet, is het telefoonboek controleren. Dat kan hij avonden lang doen. Kijken of alles inderdaad