heupen, die zegt: “Ik heb de laatste twee nét verkocht aan dié meneer die net de deur uitgaat.”
Mijn vriend en ik achter die vent aan. En ik zweer je: het was alsof wij door een stem begeleid werden. Zonder iets te zeggen pakken we die vent in een donker steegje beet en slaan hem neer. We grijpen die kalenders. En pas op dat moment zien we dat die vent een Chinees is. Nou, wat doe je dan? We hebben die vent één Chinese kunstkalender gelaten en om de andere geloot. Ik verloor. Ik ga terug en ik koop een dienblad met oranjemotief. Ik kom thuis, het is Sinterklaasavond en mijn vrouw zegt: “hoe komt die blonde haar op de schouder!”
Ik zeg, ach mens, rot op, weet ik dat, enzovoorts. Razende ruzie en al dat gedonder. Maar ja, die blonde haar, die zat er, dat is niet weg te praten, en ik mag bietenpulp worden als ik wist hoe die er kwam. Toen is het begonnen!
De volgende dag moest ik met twee mensen lunchen. Voor de zaak. We aten bij een Chinees, nassi rames geloof ik, en wat vind ik, midden tussen de rijst? Een lange blonde haar!
De volgende ochtend wordt het nog gekker. Ik krijg met de post een lege enveloppe. Allen mijn naam en adres erop, verder leeg. Tenminste dat leek zo. Maar mijn vrouw haalde er na enig zoeken een lange blonde haar uit!
De dag daarop rij ik mijn vrouw naar de stad: wat ziet ze aan het dashboard hangen? Een lange blonde haar! Wat valt er 's avonds uit Het Parool op mijn schoot? Een lange blonde haar. Nou, je kunt nagaan dat ik gek werd. Mijn vrouw trouwens ook, al haar klierige gewoonten verdubbelden, ze leek net een bloemkool, die op doorschieten staat. Jongen, ik kon er niet meer tegen op. Ik zeg tegen mijn vrouw: ik ben overwerkt, totaal