hopen, want het vaderland is meer gediend met gezonde woordbedieners dan zij die hun moeite opkroppen; kommer en ellende is hun deel.
Smolpens liet zich niet lang bidden. Hij blies twee grote wolken naar de geblakerde eiken balk boven de schouw, slurpte van de punch en ving aan: ‘Dit is het verhaal van geheimzinnige krachten, zoals die huisden in de tovenares van Samanthea. Dat is een vlek achter Loch Almore, ongeveer zestig mijl van G. De tovenares was een vreemd verschijnsel, een tevreden mens. Zij gebruikte haar krachten zelden en scheen zich te vergenoegen te zorgen voor de opvoeding van haar dochter, de jonge, achttienjarige en zeer mooie Lena. Deze Lena bezat niet de kracht van haar moeder, zij was de vrucht van wat ik zou willen noemen, een gemengd huwelijk, tussen een sterke, maar vrij domme edelman en haar moeder, maar de laatste was bij het wederzijds liefdesspel menigmaal er met haar hoofd niet bij geweest en zo was de ontvangenis geschied zonder de dominantie die heksen daaraan kunnen geven.
Nu zou dat niet erg zijn als in de omgeving niet een boerenknecht had gewoond, die Georgie heette. Sterk, geteeld in de koemest, een hooglander van kroos en melk. Hij woonde als landarbeider in een klein huisje, met zijn moeder en zijn oudere zuster.
En, ik zal deze inleiding kort houden, de natuur had zijn loop, Lena en Georgie ontmoetten elkaar, en nog eens, en voor zij het wisten, was er nieuw leven op komst. Ik praat het niet goed, het is trouwens gebeurd, maar ja, men weet hoe dat gaat achter de Lochs, waar de lucht zwanger gaat van vocht en damp.’ Hij lachte een beetje uitdagend en liet zich met de grote lepel een nieuw glas punch inschenken.
‘Georgie echter was er niet gelukkig mee, want hij be-