‘Nee mevrouw,’ zei ik, ‘dan moet u toch meer bij Het Vrije Volk zijn.’
‘Maar u bent toch ook wel voor de vrijheid?’
‘Natuurlijk, mevrouw.’
‘Mijn vader,’ sprak zij zwoel verder, ‘was maar een gewone middenstander. Een baasje dat hard moest werken. Maar op een dag heeft hij mij Oud aangewezen en gezegd: die moet je stemmen, wat er ook gebeurt, want die is voor de middenstand. Ik ben ook van de middenstand, moet u weten.’
‘Aan uw stem te oordelen lijkt het me meer dat u de hele dag wulps op een sofa ligt.’
‘Wat is dat nou, meneer, zit u mij uit te horen?’
‘Nee hoor, ik bedoelde dat u zo'n aardige stem had.’
‘O, ik dacht dat u wou weten of ik lag.’
‘Nee, ik stelde alleen maar dat u een stem had, die bij liggen paste.’
‘Want weet u, en daarom dacht ik: hoe weet-ie dat, ik lag namelijk op bed. Begrijpt u. En toen hoorde ik over de radio weer “Hier is de vara” en toen kropte alles van tien jaar in me op. En ik liep naar de telefoon en draaide 008 en ik vroeg om het nummer van dat schorem.’
‘Nou, als u een potlood heeft zal ik u dat nummer graag geven. 48 741. En wat gaat u nou doen?’
‘Opbellen natuurlijk en zeggen dat ze schorem zijn.’
‘Dat is niet leuk. Ze hebben daar een van de aardigste telefonistes van Nederland.’
‘U ziet mij voor groen aan, meneer. Ik weet heus wel een listig weggetje om bij een verantwoordelijke bovenaan te komen. En dan zal hij weten dat de vara schorem is. Al tien jaar krop ik het op. Je kan ze niet horen of zien of ze kankeren. Of schelden. Of ze hebben weer iets tegen de joden opgespoord. Alsof die