niet. Ik gun ieder zijn sekte. Mits hij mij even lekker lachen gunt.
Ik ben ook geen atheïst of zo, ik ben kerks opgevoed. En vroeger kwam er ook heel wat kerk aan de deur. We waren pas getrouwd, er wordt gebeld, mijn vrouw doet open en roept: “'t Is van de kerk!” En ik roep: “is 't voor ons of voor centen?” 't Was zo'n gemeente met een fonds voor alles: verjaarfonds, zendingsfonds, en een boxfonds als de dominee wéér een kind had.
Nou, en toen we drie keer gehad hadden dat het voor centen was ben ik ermee opgehouden. Maar daarom gun ik ieder zijn sekte nog wel.’
Hij zweeg en rondde bazig een rotonde. ‘Toch,’ hernam hij even later, ‘is het evengoed zonde van zo'n wijf. De hele dag met die papiertjes rondleuren. En als ik zo even goed door d'r goed heb heengekeken is het er één, waarvan je het grage vlees door geduldige oefening mals moet houden, maar die dan ook garant staat voor een flink huisgezin.
Ja, je zal zo'n stoot thuis hebben, maar dan blijkt dat ze geen tijd heb om een goeie bak warm eten te maken, want ze leurt voor Lou. En 's avonds gaat ze preken, dat de zuurstof alreeds minder wordt en de stikkingsdood nabij. Dan zeg je toch ook: doe mijn vogeltje maar tien keer in de lucht.
U moet mij niet misverstaan: ik weet dat die mensen gelóven en d'r niet buiten kunnen. Vroeger in west had ik een buurman en die was communist. Nooit thuis, elke avond naar partijvergaderingen. Tot zijn vrouw er zo tabak van kreeg dat ze verdween, ze ging zélf de hort op. Toen was-ie meteen bekeerd. Ja, elke avond in een mooi rood hemd gelijk bezit voor iedereen roepen is mooi, maar als je vrouw het dan in praktijk gaat brengen ga je twijfelen.