Romeinse mannen. Er zijn er die kennen de kneepjes van het vak.
Er zit al twee dagen dezelfde pater in de hal van het hotel. ‘Echt Rome,’ zegt mijn vrouw, ‘ze kunnen niet zonder hotel-clerus.’
Iedereen praat over Leda. Niemand beseft wat dat vrouwtje van die zwaan gevoeld moet hebben.
Ik gooi liever Anita Ekberg in de Trevi-fontein, dan 100 lire.
Wachten op de paus: popelen.
Het enige wat Italiaanse mannen in een kroeg missen is een claxon.
De treinen rijden nog steeds op tijd: als de Duce dat nog mee had mogen maken.
Siësta: even tijd om te parkeren.
Metti un tigre nel motore! Jammer, maar Nel wil nog steeds niet.
Een eeuwenoud gevoel! Bovenop het Collosseum staan en beneden je een frontale botsing zien.
Gehoord op een terras (in onvoldoende vertaling): ‘Dat is geen man. Dat is een pak havermout waar geen “Hier openen” op staat.’
Gehoord op een terras: ‘Dat is een vrouw die weet wat ze wil. Ze heeft gisteren een Philishave gekocht.’