Zwerven
‘Welnee,’ zei de man, ‘u bent heel terecht. Ik ben niet bruin. En toch ben ik drie weken in de zon geweest. Maar ik ben geen verbruiner.’
Hij had het wel warm, hij had de knoop van zijn das omlaag getrokken en tien centimeter gleuf in zijn overhemd toonde haar als hooi in een volgeladen trog.
‘Ik zeg het maar ronduit, ik hou niet van vakantie. Dat zit voor mij zo glad als een knikker: als je met vakantie bent, ben je niet thuis. Maar ja, hoe gaat dat, je bent mens en je bent man. Je hebt een vrouw.’
Hij zweeg om dat te laten bezinken. Het bezonk, terwijl hij lang aan een glas bier dronk.
‘En vrouwen en vakantie, daar hoef ik niet verder op in te gaan. Daar hebben de oude Chinezen al over nagedacht. En nóg zijn ze geel. Een vrouw gaat met vakantie om aanzichten te versturen. En ze wil op prijskaartjes kijken. Ik heb het allemaal meegemaakt, ik weet dat toch.
Eerst hadden we een periode van drie weken in een hotel. Wat doe je dan? Ja, je gaat de kerk bekijken. Op zich zelf is dat krankjorum natuurlijk. Als mijn vrouw op een goede dag tegen me zou zeggen: neem een snipperdag, dan gaan we 's in de kathedraal van Den Bosch kijken, dan liet ik 'r meteen opnemen. Ik zou naar Willem Duys schrijven, dat ik iemand voor zijn programma had. Maar ik kom nog niet met vakantie in het zuiden of ik heb een knipkaart op kathedralen.
Ja, je moet mee met je tijd. De kinderen, die gaan niet in een hotel voor drie weken. Die rijden rond, in een auto, op de bonnefooi. Zwerven. En als ze daar dan later