en die kan je natuurlijk niet een twee drie gaan doorkruisen.’
‘Wil je nog een kopje thee, Wim?’ Hij knikte en zij schonk het zorgzaam in.
‘Moet je horen hoe ik het heb opgelost,’ zei hij, bedachtzaam zijn tabak aanstampend met een metalen apparaat dat hij daarvoor uit zijn zijzak had gevist. ‘Jongens en meisjes. heb ik gezegd, jullie zijn allemaal wel eens wezen spelen, hier aan de overkant, op de Kruiskade. En dus hebben jullie ook wel eens gekeken bij de remise van de tram. En dan hebben jullie ook wel eens gezien hoe de ene wagen aan de andere gekoppeld wordt. En zo moet je je dat nu min of meer voorstellen.’
Het meisje zette haar kopje neer, ‘en?’ vroeg ze.
‘Het ging erin als koek. Geen gegrinnik, niks. Ik dacht, misschien begrijpen ze het niet helemaal, maar ze hadden het allemaal door. Verbluffend eigenlijk, he, zo'n beeld. Het viel me ineens in.’
‘Gek he,’ zei zij nu op haar beurt. ‘Gek. Dat er niet om gelachen is.’
‘Later wel eventjes. Dat was toen een van de jongens zei: “Maar de splitpen moet er natuurlijk niet in, he meester.” Ik heb ook maar even meegelachen.’
Het meisje glimlachte ernstig. ‘Geen klachten van de ouders?’
‘Helemaal niet. Er kwamen twee briefjes om te bedanken, en een andere moeder heeft nog naar de bovenmeester opgebeld, dat het zo fijn was. Hij zei daarna tegen me dat we het maar vast elk jaar moesten doen.
O, en ook nog een grapje, Carla. Vanmorgen werd ik nog door een vader opgebeld. En die vond het ook zo leuk. Want z'n zoontje mocht gisteravond wat langer opblijven. En toen had die ineens gezegd: mag ik nog een halfuurtje opblijven of moeten jullie al in de remise?’