‘Ik laat u dit horen,’ ging de kleine man verder, de muziek in volume verminderend, ‘omdat ik nu nog strijd met de morele steun van de bevolking achter me. Radio en Televisie weigeren hun medewerking. Die zeggen: we hebben accordeonmuziek zat in de platenbak.
Begrijp me goed, ik ben niet rot. Ik geef de autoriteiten rustig de kans om deze misgreep goed te maken. Om een lokaliteitje te versieren. Een week krijgen ze, misschien wel twee weken. En ondertussen verzamel ik morele steun. Met dit.’ Hij bediende de knop en de wals kwam terug.
‘Maar, en dat heb ik ze op het stadhuis heel duidelijk gezegd: is binnen één, twee weken dat lokaliteitje er niet, dan sta ik niet voor de gevolgen in. Dat zaaltje komt er, al moet ik over lijken gaan.’
Hij doeg de rever van zijn jasje terug en toonde een koperen v, die duidelijk zichtbaar met zwart garen was opgenaaid.
‘Dit is mijn geheime teken,’ zei hij. ‘De v van Vergelder. Want ik sla onbarmhartig toe.’
Hij liet een stilte vallen, waarin de bromvlieg doorzeurde. Daarna sloeg hij de rever weer terug en wees op de bandrecorder. ‘Dat is het wapen van de Vergelder. Wie onrecht begaat wordt opgenomen. Die ligt vast. Als een onweerlegbaar bewijs. En als het vastgelegd is slaat de Vergelder toe. Ongeacht rang of stand.’
Hij was even harder gaan praten maar viel nu terug naar zijn oude sterkte: ‘Aan de andere kant van deze band staat nog niks. Die is voor een wethouder. Ik geef nog geen namen. Een wethouder van een gemeente in Noord-Holland. Dat wil ik wel zeggen. En die man gaat vreemd. Die gaat behoorlijk vreemd. Die gaat bij een vrouw ergens op een boerderij. Achter in de schuur. En ik heb die wethouder opgebeld en ik heb gezegd: Als je