Maar de man had daar weinig zin in. ‘Neen, broeders,’ riep hij, ‘betreedt niet de verkeerde weg. Ik vecht voor jullie. Ik kan dat. Ik heb ontwikkeling.’
‘Mooi zo,’ zei Henk, ‘dan weet je tenminste hoe je je jas moet aandoen.’
‘Jullie begrijpen het niet, broeders,’ riep de man, ‘ik kom voor jullie op. Ik wend mij tot de uitzuiger die hierboven zit, dat hij naar beneden komt en jullie vennoot maakt in deze zaak.’
‘Prachtig,’ zei Arie, ‘maar dan krijg ik eerst het gedonder dat ik je te veel heb geschonken. Doe je jas aan en lazer op.’
‘Zie mij nou,’ riep de man, ‘ik heb ontwikkeling en toch zink ik hier op de knieën...’ Hij deed het en Henk deed verbouwereerd een stap achteruit... ‘Zie mij hier liggen, een man van ontwikkeling, die op de grond knielt en voor jullie opkomt.’
‘Dat is mooi,’ zei Arie, vanachter de bar, ‘maar voor ons hoef je je knieën geen pijn te doen.’
‘Ik kom voor jullie op,’ zei de man, met zijn sonore stem.
‘Ja,’ zei Henk, ‘kom, hier is je jas, hou je arm maar op, goed zo, linkerarm erin, nou nog de rechter, kijk nou toch, helemaal weer het heertje. En nou d'r uit.’
Er kwam een snik in de stem van de man: ‘Ik kom voor jullie op, ik, een man van ontwikkeling, acht jaar avondlessen, en jullie laten me voor lul staan.’
‘Nou, dat geeft helemaal niks hoor,’ zei Arie, ‘dat staan wij hier al vijfentwintig jaar en 't voelt nog steeds lekker aan. Nou, schiet op, of we kwakken je de stoep op.’
‘Ik smeek de man hierboven,’ riep de man met verheffing van stem, ‘dat hij mij door het plafond hore