ober en zei: ‘Geef die vent met die jas een pilsje van mij. Dan heeft-ie het terug, want ik heb ontzettende zin om te zeggen dat iemand die met dit weer zijn jas aanhoudt ergens niet gezond kan wezen.’
Er kwam een man binnen, hij droeg een manchester broek en een geruit hemd. Hij liep rechtdoor naar het toilet en kwam daaruit te voorschijn met een nat gezicht en nat haar. ‘Ik most effe onder de kraan,’ zei hij tegen de ober, ‘geef mij maar een pils, en ook maar een jonge om hem meteen vast te leggen.’ Even later kwam er nog een man in een geruit hemd binnen die naast de andere ging staan. ‘Waar heb je de wagen gezet?’ ‘Hier op de hoek.’ ‘Laten we de bon dan sam-sam betalen.’ Er verstreek weer een kwartier waarin niks gebeurde.
Toen ging een van de geruite hemden naar buiten, ‘effe kijken of we al een bon hebben,’ zei hij. Hij kwam terug. ‘Geen bon! Maar hiernaast op het terras, daar zit een wijf! Jongen, zo zie je ze haast niet meer. Fantastisch! Moet je 's gaan kijken.’
De ander dronk nog wat bier en stapte toen naar de deur. Hij leunde nonchalant tegen de deurpost, keek eerst wat in de lucht, toen naar rechts en kwam terug. ‘Ja, geweldig,’ zei hij, ‘wat een stoot. Je moet ook 's gaan kijken.’ Dat zei hij tegen de ober, die het gesprek met interesse gevolgd had. De ober aarzelde. ‘Toe, ga nou maar,’ zei de tweede man, ‘je zal er geen spijt van hebgen. Een wijf waar je van tegen het plafond vliegt.’ De ober dacht er een hele tijd over na, toen wandelde ook hij naar de deur, leunde tegen de deurpost, keek nochalant naar de lucht, toen naar links en daarna kwasi-toevallig naar rechts. Daarna wandelde hij terug, met een vrij strak gezicht. ‘En?’ zeiden de mannen, ‘heb je genoten?’
Maar de ober speelde niet mee. ‘Dat mens kan er ook niks aan doen dat ze zo dik is,’ zei hij knorrig.