klein, en: het roemrijk voorgeslacht. Verder kent u het allemaal: biezen stoelen, een New Yorkse uitklaptafel, vele Friese klokken, meestal van binnenwerk ontdaan, aardewerk, een echte muizeval, koperen kandelaars en geldkisten.
En ook een kabinet, waarvan er in ons land nu nog honderden veel mooiere moeten zijn, en volgens een bijgehangen kaartje ‘Kas’ genoemd. Kaartjes hangen trouwens overal bij: er staat een stoel met ingebrand de naam E. Brinckerhoff, en op het kaartje: deze stoel is een gift van mr. en mrs. Gates, en behoorde tot de nalatenschap van B. Aufsesser, uit welke laatste naam men kan opmaken dat hij er eerst voor moest doodgaan.
Er staat ook een prachtig bewerkte slee (Albany heeft beroerder winters dan wij, zelfs na de laatste) met ingebouwde stoofkachel en op de achterzijde de woorden ‘Vree God Mee’ en op de binnenzijde ‘Twist God Mist’, welker inhoud wij aan de suppoost mochten verklaren om later aan zijn ‘o-ja-gezicht’ te zien dat elke Hollandse toerist dat al gedaan had.
Op straat kan men, zoals ik al zei, veel Hollandse namen tegenkomen, op naambordjes, bij Hotel Ten Eyck en in veel lichtreclames met onder andere De Witt. De voorvader van de laatste heette dan ook Simeon, en in het museum hangt een landkaart die hij vervaardigde.
Er hangt ook een Onafhankelijkheidsverklaring uit 1775 en bij de handtekeningen zijn veel bekende namen, met de monotonie van een telefoonboek: veel Van Slijk (allemaal grootschrijvers). Van de Cerck, Van Vechten, Van Loon etcetera. Geen Jansen. Een maquette geeft zelfs een deel van het vroegere stadje weer met inderdaad een straat die zó in Delft of Goes kon liggen: ‘Martin Beekman occupied this building’, ‘Barent Bleecker, one of the merchant princes of Albany’, ‘Theunis van Veghten, a wealthy burgher’, en nog steeds heeft men niet uitgemaakt wie toen de koster was, ene Brouwer of ene Van Schaack.