‘Daar komt-ie weer,’ fluisterde mijn vrouw.
‘Weet je, je kan hier geld maken als je als een Hollander leeft. Maar na een jaar word je Amerikaan, je hebt ineens je behoeften. En je hoeft alleen maar aan te tonen dat je een betrekking hebt en dan kan je alles op afbetaling krijgen. Zonder vooruitbetaling, afijn, dat hebt u wel gemerkt. Ja, zo gaat Jantje naar de bliksem...’
‘Hier komen nogal wat Hollanders. Ze varen veel op de haven. In het begin was ik er gek op om met ze te praten, maar op den duur heb je niks te zeggen, dus laat ik ze maar. Vroeger dacht ik dat iedereen die om Heinekens vroeg een Holander was, maar dan merk je dat dat hier een statussymbool is geworden...’
‘... Vandaag is het niet zo druk, maar anders is het hier stikvol. Toeristen. Het hele jaar door. Maar Amerikanen gaan ontdekken dat het leven duurder wordt. Ik zeg altijd maar...’ Hij zei het ergens anders, want hij was weer op pad, hoewel 't niet zo druk was als anders. Wij wilden toen hij terug kwam geen dessert. Koffie ook niet.
‘Dit is verder een fantastische zaak hoor. Ze maken anderhalf miljoen per jaar. Maar ja, het verschil met Holland is dat ze er hier zevenendertig man voor nodig hebben, in Holland zouden ze er maar twintig nemen. Zo hebben ze Lier drie boekhouders, maar ze hebben d'r maar één nodig.’
Hij blies de kaars uit alsof de winst hem ter harte ging.
‘Nou ja, doe ze verder de groeten in 't ouwe landje. 't Is af en toe best leuk mensen te ontmoeten uit Holland. Je kan weer 's, hoe zal ik dat zeggen, een gesprek voeren. U begrijpt me wel, niet?’
Hij schudde ons krachtig de hand en wij knikten. Vanzelf.