dat glas tussen mijn benen. Toen ben ik elders gaan zitten. Zo kwam het dat ik niet bij mijn groepje zat toen het moddervechten begon. Daarvoor wordt een grote bak uit het podium geschoven, er worden een paar emmertjes heet water in gestort om het lekker pappig te maken en aan het publiek worden lakens uitgedeeld om het bespet worden tegen te gaan.
Nu zit ik toevallig bij een paar dikke Duitse vrouwen en de ober is zo gek om te vragen of ik niet met één daarvan onder één laken wil. U begrijpt het al, giechelen en nog eens giechelen en ik zit eraan vast. Alleen had dat wijf 't niet goed begrepen; zij denkt dat het laken niet tot aan de hals moet maar ook over d'r hoofd, dus ik moet almaar zitten trekken en duwen om toch iets te kunnen zien. Want dat was best aardig om waar te nemen. Een Hollandse tante was één van de vechtsters. Katrien de Groen of zo, en zij greep voortdurend zo'n kanon van een wijf in een heupworp of een nelson en kwakte haar met kracht in de blub. En als hoofdnummer grijpt zij dat wijf d'r broek bij het elastiek, werpt 'm vol modder, geeft er met de vlakke hand een pets op en roept: “Kassa!”
Nou moet ik zeggen, die Katrien was mij er eentje. Omdat ze ons groepje Hollanders ontdekt had, speelde ze helemaal op ons. U begrijpt wel wij kozen vanzelf haar partij. Dus wij riepen: “Hup Holland Hup, blijf niet in je hempje staan” en zo, geintjes, u begrijpt 't wel. Later, toen 't modderbad weg was en zij weer schoon, komt ze nog op mij toe en zegt: “Hou jij van een lolletje, schát?” Nou schrik ik me altijd de beroerte als dat soort juffrouwen schát zegt tegen mij, en bovendien had ik haar heupworpen in de gedachte, dus ik mompel maar wat. Ik dacht: effe uitkijken. Toen zegt ze: “Dan moeten wij straks samen effe twisten.”
Daaruit leidde ik af dat het voor mij tijd werd heen te gaan. Ik loop een trap op en boven is een schiettent. Ik krijg een buks, ik schiet en net als het schot is afgegaan zie ik dat