Laatst komt er hier iemand binnen, 't was laat, en ik zie direct: die is afgelaaien. Hij wil nog wat, maar ik zeg: “nee Kees, je hebt al genoeg gehad.” Elders, begrijpt u wel?
Nou zitten er dan altijd mensen aan je bar, die zeggen, toe geef die man een borreltje. Of: geef 'm d'r eentje van mij. Maar ik zeg altijd nee. Je moet niet over je laten lopen. Zodra ze denken: hé, daar valt mee te spotten kan je je vergunning wel inpakken.
Uiteindelijk begrijpen ze dat, Kees wordt zoet en vraagt: “mag ik dan koffie?”, maar koffie heb ik zo laat niet meer, dus ik zeg: “je mag wel een flesje.” Hij een flesje. Gelijk komt zijn vrouw binnen. Ik voel dat het schrap zetten wordt, en ja hoor, nauwelijks zit ze of ze zet een grote bek op dat dat wijf - en daar bedoelt ze mij mee - haar man zit te voeren. Ik vertel haar hoe het gegaan is, zij gaat verder met schreeuwen en voor we 't weten zitten we in een woordenstrijd. Ik doe heel vriendelijk, maar dat was niet eens nodig, want al de jongens stonden toch aan mijn kant.
Zet Kees ineens zijn flesje neer en zegt: “Als jij aan mijn vrouw komt, kom je aan mij.” Begrijpt u? Hij kiest partij voor die giftige klier! Ik zeg heel langzaam: “Zo Kees! Denk jij dat ik aan jouw vrouw wil kommen. En dat na al die keren dat jij hier heb zitten jeremiëren dat jij d'r zelf niet aan mocht kommen.” Nou dat werd een feest, he, hij wou over de toonbank heen, maar ze hebben 'm buiten gezet en hij weg, gearmd met z'n vrouw. U begrijpt, zo'n man blijft hier twee, drie weken weg. Dat is geen doodzonde, maar 't scheelt in de omzet. Ik sta hier niet om vliegen te vangen.
Nou moet u daaruit ook weer niet concluderen dat ik met al die vrouwen mis ben. Laatst spreek ik er nog een tegen wier d'r man ik heel wat argwaan had. Hij zat hier veel te veel, pakte borreltjes alsof hij ze zelf draaide, kocht soms onder de toonbank nog een flesje mee, zodat ik dacht - me man trouwens ook - die vent gapt. Die besteelt zijn baas.
Afijn, ik spreek die vrouw een keer en die zegt dat haar