‘819,’ zegt de vrouw, ‘ik zag het zuiver, 819.’
‘Goed onthouden,’ zegt hij, ‘ik zal ze een brief schrijven dat het zweet ze uitbreekt.’ Hij wendde zich tot mij en zei met dunne stem: ‘Is het nou zo geworden dat ik oud ben geworden om over me te laten lopen?’
‘Nee, meneer,’ bedacht ik.
‘Dat vind ik nou mooi, dat u meneer tegen me zegt. Omdat ik met een stok moet lopen zegt iedereen “opa” tegen me. Daar wordt ik giftig van. Dan heb ik neiging die stok eens te gebruiken voor iets anders. Maar dan zegt mijn vrouw: “nee Derk, dat is strafbaar, denk aan de kleinkinderen.” Want die komen elke zondag en die mogen er niet onder lijden.’
‘Daar komt er weer één,’ roept zijn vrouw, ‘ga tussen de rails staan.’
‘Kom nou,’ zei hij verontwaardigd, ‘ik kijk wel uit, als-ie door zijn remmen schiet ga ik plat.’
‘Je bent toch bejaard,’ snauwde ze, ‘dan word je ontzien.’
Als hij de tram beklimt mompelt hij: ‘Dat mens wil me op krukken hebben.’ Hij stelde zich op het achterbalcon naast mij op en zei zacht: ‘Die trams die rammen maar door, meneer. Ze jagen zeker op de verzekeringscenten. Weet u wat de enige humor is die u nog op de Amsterdamse tram kunt aantreffen? Dat bordje “Goed Vasthouden Dubbele Remmen”!
Maar ik heb zijn nummer en ze zullen ervan horen. Zo'n nummer is houvast. Bij werklui ligt dat anders, die kan je niet op hun nummer pakken. 't Elektrisch heeft voor ons huis een kuil gegraven. Groot gat, d'r kan geen hond meer door. Om half negen zaten ze al gezellig sigaretjes te roken. En te ouwehoeren. En rond te kijken; het is een stille straat en ze waren dankbaar toen er een klein hondje kwam rondlopen. 's Middags zat er zelfs een zijn nagels schoon te maken. Op klaarlichte dag! 's Avonds niet klaar natuurlijk, lampje erbij en naar huis. Ik zeg tegen mijn vrouw: “ik ga 'm