Naakt over de schutting
(1967)–Rinus Ferdinandusse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 192]
| |
vertelde hem wat ik gezien had. Het maakte hem enthousiast, hij deed alsof er sinds de opening van de Pier in Den Haag nooit meer iets gebeurd was. Agenten hadden een smalle rijbaan vrijgemaakt en hielden het verkeer op gang. Ik schoof tussen de rijdende wagens en sukkelde mee in de file. Otje keek naar zijn knieën, of daaromtrent. Ongeschoren, de zonnebril op, leek hij een beklimmer die net terug is van de Himalaya, maar vergeten heeft de vlag te planten. ‘Waar is je pistool?’ Hij wees op het handschoenenkastje. ‘Geef 't maar aan mij. Als we bij de politie komen moet ik toch al uitleggen waarom ik je nu niet meteen naar het bureau heb gebracht.’ Hij gaf me het wapen met een klein lachje. ‘Er zit niks meer in.’ We reden nu over de Verhuellweg, tussen de uitlopers van het Scheveningse bos. Over het voetpad wandelde een juffrouw in monokini of in een afgezakte bloes. ‘Waar gaan we heen?’ ‘Ik breng je naar Amsterdam.’ ‘Geef me een sigaret, Rutger.’ Toen ik hem mijn aansteker voorhield zag ik achter de zonnebril de wantrouwende blik in zijn ogen. ‘Rutger, waarom breng je me naar Amsterdam? Waarom bemoei je je hier trouwens überhaupt mee?’ ‘Omdat je mij die ochtend opgebeld hebt.’ ‘Welke ochtend?’ ‘Dat weet je donders goed. Als ik alles vergat dan kon ik tweehonderd ballen van je krijgen. Want iedereen wist dat ik voor geld alles deed.’ ‘Oh! Je hangt nou de nobele journalist uit!’ ‘Zoals je wil. Ik zit meestal aan de grond omdat ik niet de reet van een hoofdredacteur wil likken en omdat ik niet op mijn knieën ga liggen als de minister of de wethouder binnenkomt. En ik word kwaad als jij de zaak andersom stelt. Bovendien, als jij voor geld tot alles bereid bent, hoef je mij niet met diezelfde maat te meten.’ | |
[pagina 193]
| |
We kwamen nu op de grote weg naar Amsterdam. ‘Ik breng je ook naar Amsterdam omdat ik het Max en Kees niet gunde dat ze je dood zouden schieten. 't Is een veel te mooie dood voor een bange jongen.’ Hij snoof verontwaardigd. ‘Jawel, je bent een bange jongen. Omdat je bang was heb je mij die ochtend opgebeld. Omdat je bang was heb je nooit aan je vrouw durven vertellen wat je deed. Omdat je bang was bleef je in Den Haag rondhangen in plaats van op te rotten naar Turkije of Brazilië. Omdat je bang was heb je Harreke Meel doodgeschoten.’ ‘Die heb ik niet doodgeschoten.’ ‘Als je gezegd had “wie is dat?” had je nog een kleine kans gehad dat ik je zou geloven.’ Otje draaide het raam omlaag en gooide zijn peukje naar buiten. ‘Hoe komt iemand zo krankjorum om in pornografische films te gaan spelen?’ ‘Waarom? Omdat ik het leuk vond. Wat is er mis aan? Dat het verboden is? Dát is krankjorum. De een heeft zijn bridgeclub, die gooit ook de heer op de vrouw. De ander gaat kegelen, de hele tijd een bal in zijn hand, met een gat erin voor zijn vinger. Waar ligt het verschil? Ik vond het leuk, ik maakte de scenario's.’ ‘Maar je vertelde het niet aan je vrouw.’ ‘Die had het nooit begrepen. Dat is een stomme opmerking.’ Hij had gelijk. Ik gaf hem nog een sigaret. ‘In een café ontmoette ik Lucien de Zwart. Die vertelde mij wat voor kutverhaaltjes hij schreef voor Love-lecture. Hijgende boezems en zilt verlangen. Dat werd in België gedrukt, dan kopen de handelaars het hier sneller. Ik zei dat ik dat ook wel kon. Zo kwam ik in contact met Doller. Ik liet hem zien dat ik het nog beter kon.’ ‘En waarom kregen jullie dan ruzie?’ ‘Omdat Lucien en ik wat anders wilden. We hadden een mooi plan.’ ‘De Sade verfilmen?’ | |
[pagina 194]
| |
‘Hoe weet je dat?’ ‘Ik heb het draaiboek gezien, op het bureau.’ ‘Ze wilden het wel doen, maar dan zonder dialoog. Maar ik wilde de filosofie er ook in. Versimpeld, en als een pleidooi voor vrijheid op erotisch gebied.’ ‘En jullie wilden het daarom zelf maar doen?’ Hij knikte. ‘Het is goed dat ze het bij de politie hebben. Wat krijg je voor het maken van pornografie?’ ‘Als ze de pest in hebben een jaar, als ze erg kwaad zijn kan het twee worden. Omdat jullie het ook verspreid hebben kan je daar wel op rekenen.’ ‘Dan speel ik het helemaal op dat De Sade-manuscript. Dat ik de rotzooi gemaakt heb, om dat ideaal te bereiken. Dan heb ik een grote kans, niet?’ ‘Het is jammer dat ze je voor meer dingen zullen aanspreken.’ ‘Ik heb verder niets fouts gedaan.’ Maar hij keek niet opgewekter en verzonk in somber gepeins. |
|