zijn en 90 toen het 70 moest zijn en er was geen agent te zien. Op de weg naar Den Haag kwam ik soms tot 160 maar dat duurde maar even, er kwam altijd wel weer een vrachtwagen inhalen. ‘Wij zijn een natie van vervoerders,’ zei mijn vroegere aardijkskundeleraar altijd, ‘en zelfs na het verlies van ons Indië weten we ons nog goed te redden.’ Woorden die diepe indruk op mij maakten, want hij zei ze graag en hij had een zeer slechte maag en ik zat vlak voor hem op de eerste bank.
Ik hield voortdurend mijn achteruitkijkspiegel in de gaten en bedacht welke capriolen ik zou moeten maken als Max en Bjoeti Kees mij onverhoopt zouden inhalen. Bij het viaduct bij Noordwijk werd ik ingehaald door een Amerikaan, maar net toen ik paniekerig werd zag ik dat de chauffeur een pet met klep droeg. Achterin bleek een ernstig man te zitten, onder een onnodig leeslampje met een dossier vlak bij de ogen en een zwangere blik op het gelaat. Bij het uitstappen zou hij de wereld kond doen dat de kolentoeslag voor minderdraagkrachtige weduwen met 0,72% verhoogd zou worden, mits aantoonbaar is dat aardgas en huwelijk niet tot de mogelijkheden behoort.