‘O ja, er kwamen ook wel eens brieven en drukwerken voor Doller bij ons, maar dat was de man van wie mijn vader de uitgeverij heeft overgenomen. Die is al zes jaar dood, geloof ik.’
‘Ik heb gezocht naar een Doller, maar ik heb er geen kunnen vinden.’
‘Ik geloof niet dat het waar is wat je van mijn vader zegt. Hij is heel eerlijk.’
‘Dat kan best, maar dan heeft hij hier toch wel eigenaardige vriendjes rondlopen met revolvers.’
‘Jíj was de eerste die ik hier met een revolver zag.’
‘Als je gelooft dat je vader eerlijk is, waarom maak je me niet los. Ik zweer je dat ik naar de politie ga en dan komt alles in orde.’
‘En als je dan toch niét gaat?’
Ik zuchtte. ‘Mijn liefje, denk in godsnaam een keer logisch. Je mag mij hier ook zo laten liggen, maar ga dan zelf naar de politie. Of zit je ook opgesloten?’
‘Ja. Daarom kwam ik naar jou. Er zit een cowboy bij de buitendeur.’ Ze legde haar gezicht tegen mijn wang. ‘Je hebt bijna een baard. Hoe lang geleden heb je je voor het laatst geschoren?’
Ik gaf geen antwoord. ‘Je wilt niks meer zeggen, he? Je hebt gelijk. Ik begrijp het allemaal niet meer.’ Ze kuste me erg lang.
‘Als je het huis niet uit kan, kan je misschien wel opbellen naar de politie.’
‘Ik wil het wel, maar ik wil het ook niet. Wat gebeurt er dan met mijn vader?’
‘Het is jammer,’ zei ik, ‘maar dan kun je niet veel voor me doen.’
‘Ik wil je wel helpen. Maar ik wil eerst met mijn vader praten. Daarna zal ik je helpen. Hoe heet je?’
‘Rutger.’
‘Ik zweer dat ik je daarna helpen zal, Rutger. Dat wist ik al toen ik je daar bij het bureau zag staan.’
‘Luister,’ zei ik, ‘ik heb een idee. Straks komen ze me halen, ze vragen waar Otje Schuil is. Ik laat me een beetje slaan en