notitie maakte op een bierviltje, dat gebaar afschermend met zijn linkerelleboog. In die hand had hij een glaasje waarvan hij af en toe nipte. Ik kende hem wel, ik had zijn benepen gezichtje, onder veel, maar terugwijkend haar al meer gezien in kroegen en broodjeswinkels. Hij werkte voor een weekblad met de opdracht in drankhuizen oude mannen af te luisteren en hun gezwets grappig en cursief weer te geven. Je zou zien dat hij de volgende week in zijn blad van die enorm zeurende, vervelende Ubbo een droeve, maar zeer grappige grijsaard heeft gemaakt, die de ene onbedaarlijke witz na de andere uitkraamt.
‘Ik zei nog dat het me meeviel dat ze die pudding stijf gekregen had, meestal maakt ze zo'n dunne brij dat die kers allang verzopen zou zijn geweest.’
De ober schonk mij een dubbele Bokma. ‘Heb je al die tijd zo hard moeten werken?’ vroeg Erna.
De vrouw naast mij ging weg en ik kon eindelijk zitten, ik voelde de eerste slok die ik nam doorlopen tot bijna in mijn voeten.
‘Zeg, Marie,’ zei ik.
‘Erna,’ zei ze.
‘Marie,’ zei ik, ‘ik ben net in het stadium gekomen dat ik alle aardige vrouwen Marie noem.’
Ze drukte haar knie tegen de mijne en ik zag dat ze heel aantrekkelijke knieën had, vooral als je ze als paar zag. Trouwens, als ze van haar bier dronk zag je niet dat ze vrijwel geen kin had.
‘Marie, dat je me niet heb kunnen bereiken is simpel te verklaren. Ik kan al een dag of vier niet naar huis, omdat daar twee grote mannen zitten te wachten om me in barrels te slaan. Als je door mijn groeiende baard heenkijkt zie je de blauwe plekken op mijn kin zitten.’
‘Rutger. Wat is er dan?’ Ze klonk als een zomerzotheiderige verpleegster, zo'n ideale die haar eigen lichaam onverschrokken voor de op je aanstormende bacillen zou werpen. Ik leunde naar haar toe en kuste haar snel op de lippen. Ze had aardige ogen en vrij grote, goed geschapen borsten. Als je vlug van haar ogen naar haar borsten keek en vice versa, dan